Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1848/GA, 29 december 2017, beroep
Uitspraakdatum:29-12-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/1848/GA

 

betreft: [klager]            datum: 29 december 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Ppw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

 

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem

gericht tegen een uitspraak van 31 mei 2017 van de beklagcommissie bij de p.i. Arnhem, gegeven op een klacht van

[…], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 oktober 2017, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Lelystad, is gehoord namens de directeur de heer […], juridisch medewerker bij de p.i. Arnhem. Als toehoorder was aanwezig […], stagiair juridisch medewerker.

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft het feit dat klager door een bewaker in het gezicht is geslagen en met veel geweld door de bewaker en zijn collega’s tegen de grond is gewerkt, terwijl klager geen verzet toonde (A-2017-063).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming toegekend van € 7,50 op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van de directeur en klager

Namens de directeur is het beroep als volgt toegelicht.

De beklagcommissie gaat ervan uit dat de directeur geen rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van klager. De directeur heeft klager echter alleen gestraft voor het ongeoorloofd in bezit hebben van de medicatie en niet voor het verzet tegen het personeel. Anders zou de straf veel hoger zijn uitgevallen. De beklagcommissie had alleen moeten oordelen dat de directeur in redelijkheid tot strafoplegging had kunnen overgaan. De beklagcommissie had niet een lagere straf daarvoor in de plaats mogen stellen. De beklagcommissie overschrijdt daarmee de marginale toets en gaat op de stoel van de directeur zitten. Het beroep is dan ook vooral principieel van aard.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

 

3.         De beoordeling

Klager heeft zich in zijn klaagschrift van 9 maart 2017 beklaagd over het feit dat hij door een bewaker in het gezicht is geslagen en met veel geweld door die bewaker en zijn collega’s tegen de grond is gewerkt, terwijl klager geen verzet toonde. Klager wil hier ook graag aangifte van doen. De klacht van klager is niet gericht tegen de strafoplegging door de directeur.

De beklagcommissie heeft de beslissing van de directeur tot oplegging van een disciplinaire straf beoordeeld; een beslissing die door klager niet ter beoordeling aan de beklagcommissie is voorgelegd. De beslissing van de beklagcommissie dat, gelet op de omstandigheden van het geval, een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in de eigen cel zonder televisie een meer passende straf was geweest dan de door de directeur opgelegde drie dagen, kan dan ook niet in stand blijven. De beslissing van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beroep van de directeur zal gegrond worden verklaard.

Voorts overweegt de beroepscommissie met betrekking tot de klacht van klager betreffende het tegen hem gepleegde geweld dat noch uit het schriftelijk verslag van 6 maart 2017 noch uit het nadere onderzoek dat het afdelingshoofd heeft verricht naar het incident met klager blijkt van de toepassing van disproportioneel geweld jegens klager. Nu dit onvoldoende aannemelijk is geworden zal het beklag alsnog ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit voorzitter,

mr. J.A.M. de Wit, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 29 december 2017

 

 

                         

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven