Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2248/GA, 11 december 2017, beroep
Uitspraakdatum:11-12-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/2248/GA

betreft: [klager]            datum: 11 december 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.T. Schrama, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 mei 2017 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 31 oktober 2017, gehouden in Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.T. Schrama, en […] en […], respectievelijk plaatsvervangend vestigingsdirecteur en juridisch medewerker bij de locatie Zoetermeer.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft:

a. de omstandigheid dat het personeel tijdens een celinspectie op 5 april 2017 klagers geprivilegieerde post heeft doorgenomen (ZO/2017/ 057);
b. de omstandigheid dat klager op 13 april 2017 niet in de gelegenheid is gesteld contact op te nemen met zijn raadsman om de datum van de beklagzitting door te geven (ZO/2017/058);
c. plaatsing van klager in een ‘IB-traject’ (een individueel traject) /oplegging van een ordemaatregel van uitsluiting van activiteiten op 16 april 2017, voor de duur van een week (ZO 2017/060 en 063);
d. de beslissing tot interne overplaatsing van klager naar afdeling D (een extra zorgvoorziening (ezv) (ZO/2017/61);
e. de omstandigheid dat klager voeding met onvoldoende vitamines verstrekt kreeg, omdat het hem niet langer was toegestaan zelf te koken (ZO/2017/62);
f. het niet verstrekken van (extra) brood op 17 en 19 april 2017 (ZO/2017/064) en
g. de beslissing klager een verbod op te leggen voor het RIC (ZO 2017/065).
 

De beklagcommissie heeft het beklag onder a., b., c., d. en e. ongegrond verklaard, het beklag onder f. gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming toegekend van € 5,= en klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder g., op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.

a. Anders dan de beklagcommissie heeft overwogen is niet enkel kennisgenomen van gegevens die in een oogopslag zichtbaar waren. De afzonderlijke poststukken zijn in het geheel een voor een gecontroleerd en doorgenomen. In de cel lagen alleen papieren van klagers raadsman. Gedetineerde B. verbleef in de cel tegenover klagers cel en is getuige geweest van het doorzoeken van de post. Tussen de cel van gedetineerde B. en klagers cel zat circa 10 tot 12 meter. De cel van B. was op de eerste verdieping en dus iets hoger gelegen dan klagers cel. Klager verzoekt de beroepscommissie bij gedetineerde B. inlichtingen in te winnen.

b. Klager is van mening dat het niet redelijk is dat hem niet de mogelijkheid is geboden zijn raadsman van de datum van de beklagzitting op de hoogte te stellen.

c. Nadat klager was overgeplaatst naar afdeling A op 16 april 2017 was hij reeds gescheiden van de medegedetineerde die hem bedreigde, zodat niet langer een noodzaak bestond voor oplegging van de ordemaatregel van uitsluiting van activiteiten, laat staan om deze te laten voortduren tot 20 april 2017. Gedurende de maatregel verbleef klager alleen op cel en had hij geen contact met medegedetineerden. Het klopt niet dat klager, zoals de directeur stelt, op meerdere afdelingen problemen had met medegedetineerden. Klager werd bedreigd door één medegedetineerde en dit probleem was na de interne overplaatsing opgelost.

d. Klager heeft een paar uur ten onrechte op afdeling D verbleven nu geen sprake was van een advies van een psycholoog. De cel waar klager was geplaatst was een ezv-cel.

e. Klager verzoekt de beroepscommissie over te gaan tot het (laten) testen van de verstrekte voeding op vitamines. De voeding voldoet niet aan ‘de schijf van vijf’. Klager voelde zich er niet lekker door.

f. Klager verzoekt om toekenning van een hogere tegemoetkoming nu hij twee dagen geen brood verstrekt heeft gekregen.

g. Vanaf 24 maart 2017 was het klager verboden naar het RIC te gaan. Dit duurde drie tot vier weken. Klager wilde wel naar het RIC, maar hem is niet de gelegenheid geboden. Hij kreeg geen afspraakbriefjes meer, terwijl hij wel verzoeken deed voor gebruikmaking van het RIC. Zonder afspraakbriefje komen gedetineerden het RIC niet in. Het afdelingshoofd gaf aan dat klager een verbod had, omdat klager de dag ervoor drie personeelsleden onheus zou hebben bejegend. Zowel bewaarders R., F., en B. als klagers casemanager wisten van dit verbod. Klager denkt dat de directeur expres geen maatregel aan hem heeft opgelegd.  Klager verzoekt de beroepscommissie inlichtingen in te winnen bij de personeelsleden die afwisten van het verbod.

Door en namens de directeur is het in beroep tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.

a. Het is niet ondenkbaar dat door papieren is gebladerd om te kijken of er contrabande tussen zat, maar stukken worden niet gelezen.

c. Plaatsing in een ‘IB-traject’ is een ordemaatregel waarbij per dag wordt bekeken welke activiteiten geschikt zijn om aan deel te nemen. Klager is in een ‘IB-traject’ geplaatst, omdat de directeur klager gefaseerd de afdeling op wilde laten gaan, omdat de ervaring leert dat er behoorlijk snel onrust of conflicten ontstaan op het moment dat klager de afdeling op komt. De maatregel diende ter bescherming van klager. Volgens de directeur was geen sprake van afzondering. Klager ging in ieder geval luchten en hij kreeg persoonlijke verzorging op de afdeling. Hij had een televisie op zijn kamer.

d. Afdeling D heeft een dubbele bestemming en beschikt zowel over ezv-cellen als reguliere cellen. Klager is niet in een ezv-cel geplaatst geweest. Het staat de directeur vrij klager te plaatsen zoals nodig.

g. Het kan zijn dat klager een aantal dagen of weken niet naar het RIC kon gaan, maar er was geen sprake van een verbod. Klager deed een behoorlijk beroep op het RIC en deed soms per dag meerdere verzoeken. Indien een gedetineerde een verzoek doet voor het RIC, wordt door het personeel gekeken om wat voor verzoek het gaat en of er ruimte is. Indien gedetineerden in het RIC terecht kunnen, krijgen zij een afspraakbrief. Het kan soms zo zijn dat er geen ruimte is. Andere gedetineerden moeten ook de gelegenheid krijgen naar het RIC te gaan. Van een verbod voor het RIC was in ieder geval nooit sprake.

 

3.         De beoordeling

a. Voor zover klager de beroepscommissie heeft verzocht inlichtingen in te winnen bij medegedetineerde B., overweegt de beroepscommissie dat zij dat verzoek afwijst nu zij het gelet op het verhandelde ter zitting niet aannemelijk acht dat B. goed heeft kunnen waarnemen wat zich precies in klagers cel heeft afgespeeld gelet op de grote afstand tussen de cellen.

Onweersproken is dat in klagers cel stukken lagen afkomstig van zijn advocaat. Klager stelt dat deze stukken zijn doorgebladerd. Door de directeur is ter zitting gesteld dat het niet ondenkbaar is dat stukken zijn doorgebladerd.

Uit artikel 36, tweede lid, van de Pbw volgt dat enveloppen of andere poststukken, afkomstig van of bestemd voor de in artikel 37, eerste of tweede lid, van de Pbw genoemde personen of instanties, waaronder de rechtsbijstandverlener, slechts in het bijzijn van de betreffende gedetineerde mogen worden geopend en onderzocht op de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen. Dit laatste, zo blijkt uit de memorie van toelichting, om te waarborgen dat deze controle zich niet uitstrekt tot de geschreven inhoud van de poststukken. De vraag of deze bescherming ook geldt in geval enveloppen of andere poststukken afkomstig van of bestemd voor de in artikel 37, eerste lid, van de Pbw genoemde geprivilegieerde personen of instanties op de cel van de gedetineerde aanwezig zijn, heeft de beroepscommissie bij uitspraak van 29 januari 2014 (kenmerk 13/1993/GA) bevestigend beantwoord. Dit betekent dat als tijdens een celcontrole enveloppen of andere poststukken afkomstig van of bestemd voor een geprivilegieerde persoon of instantie worden aangetroffen, deze slechts in het bijzijn van de betreffende gedetineerde mogen worden geopend en worden onderzocht op de aanwezigheid van contrabande. Gelet op het verhandelde ter zitting acht de beroepscommissie aannemelijk dat de stukken afkomstig van klagers advocaat zijn doorgebladerd buiten zijn aanwezigheid. Gelet hierop zal de beroepscommissie het beroep van klager onder a. dan ook gegrond verklaren. De uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal aan klager een tegemoetkoming van € 5,= toekennen.

b. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep ten aanzien van b. zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden bevestigd.

c. Aan klager is op 16 april 2017 een ordemaatregel van uitsluiting van activiteiten opgelegd, omdat hij vreesde voor zijn veiligheid op afdeling C. Deze ordemaatregel heeft voortgeduurd tot 20 april 2017. Klager heeft onweersproken aangevoerd dat hij op 16 april 2017 is overgeplaatst naar een andere afdeling.

De beroepscommissie is van oordeel dat onvoldoende is gebleken van een noodzaak tot oplegging, althans voortduring, van de ordemaatregel nu klager immers werd overgeplaatst naar een andere afdeling en hierdoor was gescheiden van de medegedetineerde door wie hij stelde te worden bedreigd. Voor zover de directeur heeft aangevoerd dat klager snel in conflict raakt met medegedetineerden en aan hem om die reden een ordemaatregel was opgelegd, overweegt de beroepscommissie dat dit niet is vermeld in de schriftelijke mededeling van de maatregel. Gelet op het voorgaande zal het beroep ten aanzien van onderdeel c. derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie kent aan klager een tegemoetkoming toe van € 5,=.

d. Op basis van het verhandelde ter zitting stelt de beroepscommissie vast dat afdeling D een dubbele bestemming heeft en zowel over ‘ezv-cellen’ als over reguliere cellen beschikt. De beroepscommissie acht niet aannemelijk dat klager op een ‘ezv-cel’ is geplaatst. Anders dan klager stelt was een indicatie voor plaatsing op de ezv-afdeling dan ook niet vereist. Het beroep zal ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden bevestigd met aanvulling van de gronden.

e. De beroepscommissie is van oordeel dat onvoldoende concrete aanwijzingen bestaan dat de aan klager verstrekte maaltijden niet voldeden aan de landelijke vereisten en onvoldoende vitaminen bevatten. De beroepscommissie ziet gelet hierop dan ook geen aanleiding een onderzoek in te stellen en wijst het verzoek van klager daartoe af. Zij zal het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen.

f. De beroepscommissie kan zich verenigen met de hoogte van de toegekende tegemoetkoming. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

g. De beroepscommissie stelt vast dat het klaagschrift is gedateerd op 21 april 2017 terwijl klager stelt vanaf 24 maart 2017 niet meer te zijn opgeroepen voor het RIC / een verbod voor het RIC te hebben. Gelet op het voorgaande is het klaagschrift derhalve ruim buiten de termijn van artikel 61, vijfde lid, van de Pbw ingediend. De beroepscommissie is van oordeel dat niet gebleken is van een verschoonbare termijnoverschrijding zodat de beklagcommissie klager terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn beklag. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het beklag onder a. en c. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van in totaal € 10,=.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van b., d., e en g. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, en voor wat betreft het beklag onder d. met aanvulling van de gronden.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van f. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde.

 

 

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, U.P. Burke en ing. M.J. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 11 december 2017

 

                                                

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven