nummer: 17/716/GA
betreft: [Klager] datum: 27 november 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. I.V. Nagelmaker, namens
[…], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 6 februari 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 13 oktober 2017, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door mr. K. Karakaya, kantoorgenoot van klagers raadsvrouw, mr. I.V. Nagelmaker, en mevrouw mr. […], juridisch medewerker bij voormelde inrichting. Als toehoorder was aanwezig mr. […], secretaris bij de Raad.
Klager heeft ter zitting nadere stukken overgelegd, die ter kennisgeving aan de directeur zijn verzonden.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beslissing tot terugplaatsing in het basisregime (VU-2016-002675).
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In de beslissing van de beklagrechter is niet goed weergegeven wat klager en zijn raadsvrouw ter zitting hebben aangevoerd. Namens klager wordt daarom verzocht een nieuwe beslissing te laten opmaken met een juiste inhoud. Klager heeft een zware periode achter de rug waarin onder meer zijn vader is overleden. Niettemin heeft hij veelal goed gedrag vertoond. Zijn gedrag tijdens onderwijs is goed en derhalve groen gekleurd en zijn omgangsvormen zijn uiterst correct. Enkel zijn mentor is ronduit negatief over hem. Niet is bezien of het probleem wellicht bij de mentor zou kunnen liggen. De beslissing klager te degraderen is, gelet op zijn persoonlijke situatie en het feit dat andere mogelijkheden bestonden, onredelijk.
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De degradatiebeslissing is niet op het perspectief van een enkel persoon gebaseerd, maar op het totaalplaatje. Klager is uit de schildersploeg gezet en weggeplaatst van de afdeling zelfredzaamheid. Naar aanleiding van het Multidisciplinair Overleg (MDO) van 11 oktober 2016 zijn met klager verscheidene gesprekken gevoerd. Hij wil zijn eigen aandeel niet zien. Zijn goede gedrag wordt niet ontkend, maar dit is tegen zijn slechte gedrag afgewogen, waarbij het toetsingskader is gehanteerd. De directeur heeft geen belang bij het degraderen van klager. Er is veel tijd en aandacht aan klager besteed en getracht is er samen uit te komen. Inmiddels is klager geselecteerd voor overplaatsing naar de locatie Sittard, hetgeen een goede middenweg is, daar de situatie met klager bleef escaleren.
3. De beoordeling
De beroepscommissie wijst het verzoek van klagers raadsman, om een nieuwe beslissing van de beklagrechter met juiste inhoud te laten opmaken, af. Het beklag wordt in beroep opnieuw ten gronde beoordeeld.
In artikel 1d van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden is – voor zover hier van belang – het volgende bepaald: “De directeur besluit over promotie en degradatie van een gedetineerde. Een gedetineerde heeft aanspraak op promotie indien hij op alle onderdelen van goed gedrag positief scoort gedurende een periode van zes weken. (…) Indien de gedetineerde die is gepromoveerd, op een van de onderdelen van goed gedrag verzaakt, kan de directeur besluiten tot degradatie. Daarbij maakt de directeur bekend de periode gedurende welke de gedetineerde op alle onderdelen van goed gedrag (…) positief dient te scoren om wederom in aanmerking voor promotie te komen.”.
De beroepscommissie stelt vast dat klager is gedegradeerd naar aanleiding van het MDO van 6 december 2016. Blijkens de stukken heeft klagers mentor hem een rode score toegekend op de onderdelen ‘gedrag’ en ‘reactie op aangeboden begeleiding’. Op de onderdelen ‘omgaan met spanning en conflicten’, ‘sociaal functioneren’ en ‘motivatie voor een delictvrije toekomst’ heeft de mentor hem een oranje kleuring toegekend. Klagers casemanager heeft klager oranje gekleurd op het onderdeel ‘omgaan met spanning en conflicten’. Op alle overige disciplines scoort klager ‘groen’ en laat hij goed gedrag zien. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting volgt tevens dat het jaren goed is gegaan met klager op de afdeling en dat ineens een onwerkbare situatie is ontstaan. Met klagers mentor heeft een incident plaatsgevonden naar aanleiding waarvan een verstoorde verhouding tussen hen is ontstaan. De directeur heeft van een onvoldoende belangenafweging blijk gegeven door zonder acht te slaan op de andere signalen met betrekking tot het gedrag van klager plotseling te beslissen klager te degraderen. De degradatiebeslissing heeft overigens niet tot een verbetering van klagers gedrag geleid, maar enkel tot een verdere escalatie van de situatie.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan de beslissing van de beklagrechter niet in stand blijven en zal het beklag alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal klager geen tegemoetkoming toekennen, nu hij zich onvoldoende heeft kunnen beheersen en derhalve mede debet is aan de ontregelde situatie die is ontstaan.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, drs. P.J.M. van Puffelen en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 27 november 2017.
secretaris voorzitter