nummer: 03/276/JA
betreft: [klager] datum: 17 april 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een op 31 januari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingedienddoor mr. J.W. Heemskerk, namens
[...], geboren op [1982], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 9 januari 2003, verzonden op 27 januari 2003, van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Hunnerberg te Nijmegen,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 17 maart 2003, gehouden in de Rijksinrichting voor Jongens ’t Nieuwe Lloyd te Amsterdam, zijn gehoord namens klager zijn raadsman mr. J.W. Heemskerk en namens de directeur van De Hunnerbergmevrouw [...], juridisch medewerker.
Klager, die inmiddels in vrijheid is en op behoorlijke wijze is opgeroepen, is niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de vermissing van een tas met inhoud.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager had ter zitting van de beklagrechter verklaard dat een mannelijke stm-er zijn tas met inhoud heeft ingenomen. Hij wist echterdiens naam niet meer. Vervolgens is de zaak aangehouden om de identiteit van het bewuste personeelslid te achterhalen. Uiteindelijk wordt alleen maar op basis van de verklaring van een vrouwelijk personeelslid geoordeeld dat deinvoer van een tas met inhoud onvoldoende is aangetoond. Verzocht wordt de stm-ers Perry, Henk en Geert alsook Youemay alsnog (schriftelijk) te horen.
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er is uitvoerig navraag gedaan bij het personeel van verschillende groepen of iets bekend is omtrent een Nike-tas van klager.Niemand wist daar evenwel van af, noch kon uit enige registratie worden afgeleid dat klager een dergelijke tas (onder zich) heeft gehad. Klager verbleef al langere tijd in De Hunnerberg; de periode voorafgaand aan 6 november 2002zat hij op de reïntegratieafdeling. Dit is een vrij open afdeling waarvan de bewoners een externe dagbesteding hebben. Totdat de locatie ervan onlangs is gewijzigd, waarna de vrijheden wat zijn ingeperkt, liep men er tamelijk vrijin en uit. Controle op hetgeen de bewoners mee naar binnen of naar buiten namen, was er nauwelijks. Ieder was geheel verantwoordelijk voor zijn eigen spullen. In die fase van zijn verblijf kan de tas van klager zijn weggeraakt. Op 6november 2002 werd klager weer opgenomen op de inkomstafdeling. Alle spullen waarover hij op dat moment beschikte zijn genoteerd op een (kleding)lijst. Deze lijst is opgemaakt en ondertekend door stm-er Sonja, die terzake tevens eenschriftelijke verklaring heeft afgelegd. De lijst is ook ondertekend door klager. Zou klager op die 6 november de bewuste tas met inhoud bij zich hebben gehad, dan was die ook geregistreerd geweest.
Ondanks het systeem van registratie komt het wel eens voor dat spullen kwijtraken. De jeugdigen blijven over het algemeen lang in De Hunnerberg. Er worden veel goederen in- en uitgevoerd. In beginsel wordt alles geregistreerd, dochin de praktijk glipt er wel eens iets tussendoor.
3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat op grond van de schriftelijke verklaring van het personeelslid dat de kledinglijst heeft opgemaakt bij binnenkomst van klager op de inkomstafdeling op 6 november 2002, tezamen met de namens dedirecteur afgelegde verklaring omtrent de moeite die is gedaan om (het bestaan dan wel het verdwijnen van) de tas te achterhalen, niet aannemelijk is geworden dat klager op of na genoemde datum een Nike-tas met inhoud heeft trachtenin te voeren of binnen de inrichting onder zich heeft gehad. Het verzoek van de raadsman om terzake alsnog enkele personeelsleden te horen wijst zij af.
Voorzover klager heeft beschikt over de bewuste tas vóór 6 november 2002, ten tijde van zijn verblijf op de reïntegratieafdeling, viel dat geheel onder zijn eigen verantwoordelijkheid.
Gelet op het voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.A.C. Bartels, voorzitter, drs. S.H. Hartman-Faber en mr. F.G.A. ten Siethoff, leden, bijgestaan door mr. F.H.L. Cusell-te Gussinklo, secretaris, op 17 april 2003
secretaris voorzitter