Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1014/GB, 17 juli 2017, beroep
Uitspraakdatum:17-07-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         17/1014/GB

Betreft:            [klager]            datum: 17 juli 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. van Reydt, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 maart 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager, gericht tegen de beslissing dat hij niet in aanmerking voor plaatsing in een zogenaamd gestapeld traject, ongegrond verklaard.

 

2.         De feiten

Klager is sedert 12 april 2012 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Esserheem te Veenhuizen.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager zou niet geschikt zijn voor plaatsing in een gestapeld detentietraject omdat hij geen geschikt verlofadres zou hebben. Klager persisteert allereerst bij hetgeen in bezwaar reeds is aangevoerd. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft inmiddels positief geadviseerd, mits aan klager de voorwaarde wordt opgelegd van een locatieverbod in de Rosse buurten van Den Haag en Groningen. Dat advies pleit tegen de aanwezigheid van maatschappelijke onrust, welk gevaar overigens in het geheel niet wordt onderbouwd en daarnaast ook niet aannemelijk is, gelet op het tijdsverloop tussen het plegen van de feiten, de veroordeling in eerste aanleg en de mogelijke ingangsdatum van het detentietraject. Die maatschappelijke onrust was er ook niet toen de medeverdachten van klager in vrijheid zijn gesteld. Ten aanzien van het verlofadres geldt dat daar in eerste instantie positief op was geadviseerd door de wijkagent en dat dit advies weliswaar is gewijzigd maar die wijziging geschiedde op speculatieve gronden. De omstandigheid dat de bewoner van het beoogde verlofadres antecedenten zou hebben op het gebied van mensenhandel wordt niet met stukken onderbouwd.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Een positief advies van het OM is in gevallen als deze niet zonder meer bindend. Overigens komt uit het eerste advies van het OM naar voren dat klager veroordeeld is voor het plegen van een zeer ernstig feit waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt. De selectiefunctionaris heeft geen redenen om te twijfelen aan de inhoud van het reclasseringsadvies omtrent de antecedenten van de bewoner van het beoogde verlofadres. Gelet op het negatieve advies van de reclassering en de politie wordt verzoeker niet geschikt geacht voor een gestapeld detentietraject. Daarbij weegt mee dat klager de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, waardoor hij moeilijk begeleidbaar is.

 

4.         De beoordeling

4.1.      De beroepscommissie heeft ambtshalve kennisgenomen van het reclasseringsadvies, tevens inhoudende een reïntegratieplan, van 28 november 2016.

4.2.      Op zich voldoet klager aan het merendeel van de formele vereisten voor plaatsing ineen zogenaamd gestapeld traject van plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting gevolgd door deelname aan een penitentiair programma (p.p.) met elektronisch toezicht (e.t.). De (formele) eis waaraan niet is voldaan, is de aanwezigheid van een goedgekeurd verlofadres. Voor de beroepscommissie weegt dat vereiste, met name omdat dit verlofadres door de reclassering ingeschat wordt als recidive-verhogend, zwaar. Daarnaast heeft de directeur van de inrichting waar klager thans verblijft negatief geadviseerd. Gelet daarop en op de omstandigheid dat het recidiverisico blijkens de hiervoor genoemde reclasseringsrapportage als hoog moet worden ingeschat, moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris vooralsnog – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet als onredelijk en onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten , leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 17 juli 2017.

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven