Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1601/GV, 15 augustus 2017, beroep
Uitspraakdatum:15-08-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/1601/GV

 

betreft: [Klager]           datum: 15 augustus 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

 

[…], verder te noemen klager,

 

gericht tegen een op 17 mei 2017 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

 

alsmede van de onderliggende stukken.

 

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

 

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt - samengevat - toegelicht.

Uit het vrijhedenadvies blijkt dat klager positief gedrag vertoont. Sinds februari 2017 neemt klager deel aan het plusprogramma. Hij heeft onder andere de training ‘Kiezen voor Verandering’ gevolgd en hij zal ook de ‘Cognitieve Vaardigheidstraining’ volgen. Hij heeft op eigen initiatief werk gevonden en hij is uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek. Klager wenst het verlof onder andere te gebruiken voor het voeren van dit gesprek. Het advies van het Openbaar Ministerie (OM) is slechts gebaseerd op de gestelde ernst van het strafbare feit waarvoor klager is veroordeeld en de omstandigheid dat klager een ontkennende verdachte is. Dat zijn geen omstandigheden die kunnen leiden tot de conclusie dat sprake is van een relevant recidivegevaar. Die conclusie kan evenmin worden getrokken uit het door het OM aangehaalde citaat uit de Pro Justitia rapportage van 8 januari 2016. Er is ook een Pro Justitia rapportage van 31 december 2015. Daarin staat dat bij klager geen forensisch relevante stoornis is geconstateerd en dat om die reden geen ruimte bestaat voor een op recidivebeperking gerichte behandeling. Gezien het verschil in oordeel van beide deskundigen kan niet worden gesteld dat sprake is van een relevant recidivegevaar. Klager heeft recent het hoger beroep in zijn strafzaak ingetrokken. Redelijkerwijs kan dan ook niet worden volgehouden dat hij onvoldoende verantwoordelijkheid neemt. Klager is bereid zich te houden aan eventueel aan het verlof te verbinden voorwaarden.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt - samengevat - toegelicht.

Uit de Pro Justitia rapportage van 8 januari 2016 blijkt dat diverse risico’s voor gewelddadige recidive bestaan, waaronder een verhoogde kwetsbaarheid voor problematisch middelengebruik. Klager heeft gedurende zijn detentie in 2015, 2016 en 2017 een aantal disciplinaire straffen voor middelengebruik opgelegd gekregen. Op 5 april 2017 heeft hij een disciplinaire straf opgelegd gekregen, vanwege een positieve urinecontrole op het gebruik van benzodiazepine, dat wordt gezien als harddrugs. Klager heeft het tegen deze straf ingediende beklag ingetrokken. Uit klagers justitiële documentatie blijkt dat sprake is van een openstaande strafzaak, namelijk diefstal uit een woning. Uit navraag bij de inrichting is gebleken dat klager hiervoor is gedagvaard en dat nog geen zittingsdatum bij de meervoudige kamer bekend is. Het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de straf weegt thans zwaarder dan het belang van klager bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in de maatschappij.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De directeur van de inrichting heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager laat zien dat hij zijn leven op de rit wil krijgen. Er staat een sollicitatiegesprek gepland op 2 juni 2017. Hij kan dan mogelijk al tijdens een faseringstraject aan de slag.

Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, wegens een gewelddadige beroving in een woning. Klager neemt geen verantwoordelijkheid voor dit feit en hij heeft een uitgebreide strafrechtelijke documentatie. Uit de Pro Justitia rapportage van 8 januari 2016 blijkt dat diverse risico’s voor een gewelddadige recidive bestaan. Voorts bestaat een risico voor maatschappelijke onrust.

De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het opgegeven verlofadres.

Uit de Pro Justitia rapportage van 31 december 2015 komt naar voren dat de onderzoeker zich heeft onthouden van een uitspraak over het recidiverisico.

Uit de Pro Justitia rapportage van 8 januari 2016 komt naar voren dat diverse risicofactoren voor het opnieuw plegen van een soortgelijk delict bestaan. De onderzoeker acht het risico op herhaling van een ernstig geweldsdelict binnen de kaders van een toezicht matig. Zonder toezicht wordt verwacht dat dit risico hoger is.

 

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens (onder meer) gekwalificeerde diefstal. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van 60 dagen te ondergaan in verband met de tenuitvoerlegging van een aan hem opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, evenals een vervangende hechtenis van zeven dagen, vanwege het niet (naar behoren) uitvoeren van een taakstraf. De einddatum van klagers detentie is bepaald op 1 juni 2018.

Uit telefonische inlichtingen bij de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn is gebleken dat het beroep zich richt tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Voorop dient te worden gesteld dat bij de beoordeling van verzoeken om algemeen verlof een afweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf.

Klager heeft verzocht om algemeen verlof voor het voeren van een sollicitatiegesprek, het bezoeken van zijn ouders en om tijd met zijn gezin door te brengen.

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek afgewezen op drie gronden: een openstaande strafzaak, risico’s voor gewelddadige recidive en middelengebruik tijdens detentie.

Ter zake van de grond ‘openstaande strafzaak’ overweegt de beroepscommissie het volgende.

Op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder b. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting komt een gedetineerde voor algemeen verlof in aanmerking, indien zijn strafrestant nog ten minste drie maanden en ten hoogste een jaar bedraagt. Gelet op de toelichting bij artikel 14 van de Regeling dient onderzocht te worden of de einddatum van de detentie door een openstaande (straf)zaak nog kan verschuiven. Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris volgt dat klager is gedagvaard voor de openstaande strafzaak, maar dat nog geen zittingsdatum bekend is. Gelet hierop acht de beroepscommissie niet aannemelijk dat de openstaande strafzaak voor de fictieve einddatum zal worden afgedaan en dat de fictieve einddatum van klagers detentie daardoor nog zal verschuiven. De openstaande strafzaak kon daarom redelijkerwijs niet ten grondslag worden gelegd aan de afwijzende verlofbeslissing.  

Dat is anders ter zake van de gronden ‘risico’s voor gewelddadige recidive’ en ‘middelengebruik tijdens detentie’.

Hoewel de psychiater zich in de Pro Justitia rapportage van 31 december 2015 heeft onthouden van een uitspraak over het recidiverisico en de psycholoog het recidiverisico in de Pro Justitia rapportage van 8 januari 2016 binnen de kaders van een toezicht matig acht, blijkt uit de laatstgenoemde rapportage evenwel ook dat diverse risicofactoren voor het opnieuw plegen van een soortgelijk delict bestaan. Het niet nakomen van afspraken over toezicht en behandeling vormt een risico voor het (kunnen) hanteren van de risicofactoren. Klagers houding bemoeilijkt volgens de psycholoog toezicht en behandeling. Zonder toezicht acht de psycholoog het recidiverisico hoger.

Voorts staat vast dat klager op 12 oktober 2015, 30 oktober 2015, 14 maart 2016, 19 mei 2016, 9 december 2016, 30 december 2016 en op 13 januari 2017 disciplinair is gestraft wegens een positieve uitslag bij een urinecontrole op het gebruik van softdrugs. Op 5 april 2017 is klager disciplinair gestraft wegens een positieve uitslag op het gebruik van benzodiazepine. Hoewel laatstgenoemde disciplinaire straf reeds ten grondslag is gelegd aan een eerdere afwijzende verlofbeslissing, tonen deze straf en de eerder opgelegde straffen wel aan dat bij klager sprake is van min of meer structureel middelengebruik.

De aanwezigheid van risicofactoren voor gewelddadige recidive en het middelengebruik vormen in klagers geval een contra-indicatie voor verlofverlening. Deze rechtvaardigen een afwijzing van zijn verlofaanvraag in dit stadium van zijn detentie. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en c van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 15 augustus 2017

 

                                                         

 

            secretaris                voorzitter

Naar boven