Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3073/GM, 29 december 2017, beroep
Uitspraakdatum:29-12-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/3073/GM

betreft: [klager]            datum: 29 december 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het PPC Scheveningen,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 5 september 2017 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 12 december 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad.

Klager is niet ter zitting verschenen omdat hij daarin zijns inziens door de autoriteiten werd tegengewerkt. De juridisch medewerker van de PPC Haaglanden […] heeft op  14 december 2017 per e-mail bericht dat hij klager heeft gesproken en dat klager heeft verklaard dat hij niet mee wilde naar de zitting met DV&O omdat hij dan zijn vingerafdruk moest achterlaten. Klager heeft tegenover de juridisch medewerker ontkend […] te zijn en ontkend Nederlands te spreken. Door de juridisch medewerker is desgevraagd op 18 december 2017 telefonisch toegelicht dat vaststaat dat de persoon aan wie hij om een afstandsverklaring heeft gevraagd […]  is en dat bekend is dat het bij klagers ziektebeeld hoort dat hij dit ontkent en dat hij weigert om Nederlands te spreken.

Onder deze omstandigheden beschouwt de beroepscommissie de afwezigheid van klager het gevolg van een eigen keuze van klager.

 

De inrichtingsarts verbonden aan het PPC Scheveningen heeft meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van   17 juli 2017, betreft de weigering om klager medicinale cannabis te verstrekken.

 

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Klager heeft het volgende aangevoerd. Er bestaat een algemeen en hardnekkig misverstand dat Bedrocan slechts ter verlichting van pijnklachten dient. Klagers ervaring is dat het veel meer is dan een pijnbestrijder. Het advies van de medisch adviseur is in strijd met de Europese gevangenisregels 40.2, 40.3, 40.5 en 102.2. Verzocht wordt om indien de verstrekking van Bedrocan als een gespecialiseerde behandeling wordt beschouwd de Europese gevangenisregel 46.1 in beschouwing te nemen. Klager zou veel baat hebben bij het gebruik van Bedrocan.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.

Betreurd wordt dat klager niet op het spreekuur is verschenen om een en ander te bespreken. Voor het voorschrijven van Bedrocan is een medische indicatie nodig. Deze indicatie kan worden afgegeven door een huisarts of een specialist. Om zover te komen is een gesprek met de patiënt, lichamelijk onderzoek en laboratoriumonderzoek nodig. Tot op heden heeft klager niet voldoende medewerking verleend en heeft hij de inrichtingsarts onvoldoende ingelicht om een indicatie te stellen voor het voorschrijven van Bedrocan. Veelvuldig heeft klager geweigerd bloed te laten prikken. Tevens weigerde hij naar het huisartsenspreekuur te komen.

 

3.         De beoordeling

Uit de behandeling ter zitting en de stukken, met name de reactie van de inrichtingsarts op het beroep en klagers medische gegevens, is gebleken dat klager geen medewerking heeft willen verlenen aan lichamelijk en laboratoriumonderzoek. Hij heeft geweigerd om bloed te laten prikken en ook geweigerd naar het spreekuur van de inrichtingsarts te komen. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan in dit licht, mede gelet op het feit dat medicinale cannabis geen geregistreerd geneesmiddel is dat derhalve niet tot het verstrekkingenpakket van de inrichtingsarts behoort, niet worden gesteld dat klager onvoldoende adequate zorg is geboden. Een arts schrijft medicinale cannabis alleen voor als de gangbare behandelingen en geregistreerde geneesmiddelen niet voldoende helpen of teveel bijwerkingen geven. Omdat klager niet op het spreekuur wilde verschijnen en geen medewerking aan onderzoek verleende, kon zulks niet worden vastgesteld. Daarbij komt dat onderzoek (nog) niet heeft uitgewezen dat medicinale cannabis een daadwerkelijke rol zou spelen in het genezingsproces. Derhalve is geen sprake van handelen door en/of namens de inrichtingsarts dat in strijd zou zijn met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Daarbij is ook geen sprake van handelen dat in strijd zou zijn met de Europese gevangenisregels of andere regelgeving. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

Overigens heeft de medisch adviseur klager geadviseerd om zich weer te wenden tot de medische dienst en te bespreken met de specialist wat voor klager de beste controle en de meest geschikte vorm van pijnstilling zijn.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

           

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 29 december 2017.

 

                           

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven