Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2192/GM, 29 december 2017, beroep
Uitspraakdatum:29-12-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          17/2192/GM

betreft: [klager]            datum: 29 december 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.J.R. Roethof, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de tandarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Veenhuizen, locatie Esserheem,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 3 juli 2017 van de bemiddeling door de tandheelkundig adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

 

Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 12 december 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad.

Door klagers raadsvrouw mr. M.J.R. Roethof is schriftelijk meegedeeld dat zij noch klager ter zitting zal verschijnen.

De tandarts verbonden aan de p.i. Veenhuizen, locatie Esserheem, heeft laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Het lid dr. H.J.P. Kroeze is niet ter zitting verschenen en heeft op grond van de stukken de zaak mede beoordeeld.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de tandheelkundig adviseur van 25 april 2017, betreft het niet bieden van adequate tandheelkundige zorg.

 

2.         De standpunten van klager en de tandarts

Namens klager is de klacht als volgt toegelicht. De tandarts wilde een kies trekken die misschien behouden had kunnen worden als hij hem eerder zou hebben gevuld; dit was hem volgens klager beloofd. Klager is ook ontevreden over de esthetiek (de kleur) van een voortand, element 11, die door de tandarts is behandeld. De tandarts weigerde klager te helpen als hij zijn klacht niet zou intrekken. Verwezen wordt naar het Vademecum DJI,  verstrekkingenpakket. Klager valt als patiënt onder a en b, is een gemotiveerde patiënt met een onderhouden dentitie. Hij heeft een jaar moeten wachten op noodzakelijke mondzorg. Het standpunt dat het element 46 toch niet te redden viel, maakt daarbij geen verschil. Door het tijdsverloop is de conditie van het gebit verslechterd. Klager is de kans ontnomen om element 46 te behouden. Enige vorm van esthetiek valt onder de b. grond van het verstrekkingenpakket en wel degelijk onder de werkzaamheden van de tandarts.

Namens de tandarts is het volgende standpunt ingenomen. Op 3 april 2017 heeft de tandarts, die klager al in p.i. Leeuwarden had behandeld, aangegeven dat hij de kies wilde trekken. Hij had eerder een machtiging voor een stifttand aangevraagd in p.i. Leeuwarden en die was inmiddels geplaatst. Klager vond de stifttand niet mooi. Er was een kleurverschil. Daar heeft hij iets aan gedaan. Een hoektand was aan het afbrokkelen. De tandarts heeft voorgesteld om die te verwijderen. De tandarts heeft klager naar aanleiding van zijn klacht gesproken op 24 april 2017. De tandarts heeft vermeld op de tandartskaart dat klager toen dreigde met een advocaat en kwaad wegliep. Klager heeft geen goed onderhouden gebit. 

 

3.         De beoordeling

Klagers raadsvrouw heeft verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden omdat zij en haar kantoorgenoten op die dag verhinderd zijn te verschijnen.

De beroepscommissie overweegt dat in een telefonisch overleg met de raadsvrouw is bepaald dat het beroep ter zitting van 12 december 2017 zou worden behandeld en dat daarbij erop is gewezen dat een verzoek om aanhouding niet zal worden gehonoreerd tenzij sprake is van zeer bijzondere omstandigheden. Nu de raadsvrouw dergelijke omstandigheden niet heeft aangevoerd zal de beroepscommissie, gelet op de met de raadsvrouw gemaakte afspraak, het verzoek afwijzen.

Uit de behandeling ter zitting en de stukken, met name klagers medische gegevens, is niet gebleken dat een toezegging is gedaan om de bewuste kies te vullen en daardoor te behouden. Uit de bij de stukken gevoegde röntgenfoto’s en de tandartskaart blijkt dat geen sprake was van een goed onderhouden dentitie. Aannemelijk is geworden dat element 46 als verloren diende te worden beschouwd. Met betrekking tot element 11 stelt de beroepscommissie vast dat aan het kleurverschil van de stifttand met de oorspronkelijke dentitie binnen een jaar wel iets is gedaan door de tandarts, maar dat een dergelijke esthetische behandeling op zichzelf niet onder de mondzorg als beschreven in het Vademecum valt. Tezamen genomen is derhalve geen sprake van handelen door de tandarts dat in strijd zou zijn met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter,

dr. H.J.P. Kroeze en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 29 december 2017.

 

                       

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven