Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2193/TA, 14 december 2017, beroep
Uitspraakdatum:14-12-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:           17/2193/TA

 

betreft: [klager] datum: 14 december 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van het hoofd van de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 27 juni 2017 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 november 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klagers raadsman mr. A.T. van Rhijn, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting […], juridisch medewerker.

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Als toehoorder van de zijde van de Raad was […]  aanwezig.

 

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft drie controles aan lichaam en kleding op 24 december 2016 (PN 2017/006).

 

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van € 10,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

In de periode rond kerst 2016 zijn vanwege de aanwezigheid van grote hoeveelheden drugs extra controles uitgevoerd bij patiënten die bekend zijn met gebruik van of handel in drugs. Er waren signalen van verscheidene medepatiënten dat klager als koerier drugs voor anderen zou meenemen. Deze signalen waren concreet genoeg om klager op de lijst van verdachte personen te zetten. Na crisisberaad is besloten dat intern bezoek aan patiënten op dag voor kerst/kerstavond is toegestaan, maar steeds met onderzoek aan lichaam en kleding na terugkomst op de afdeling van patiënten die op de lijst van verdachte personen stonden. Daarbij speelde mee dat op klagers afdeling verscheidene psychotische en zwakkere patiënten verblijven en aanwezigheid van drugs op die afdeling voorkomen moet worden. Dit besluit is niet tevoren kenbaar gemaakt aan de patiënten. De inrichting heeft geen alternatieven om te onderzoeken of klager na terugkeer op de afdeling drugs bij zich had. Bij visitatie is klager niet aangeraakt. Het feit dat bij klager bij de eerste twee controles na intern bezoek niets is gevonden, betekent niet automatisch dat dit na een derde intern bezoek ook het geval zou zijn. De bevoegdheid van de inrichting ex artikel 23 Bvt is niet beperkt tot een bepaalde frequentie per dag. Er is geen sprake geweest van een ontoelaatbare standaardtoepassing van artikel 23 Bvt. Er waren namelijk meldingen dat klager zou koerieren voor medepatiënten. Er is met inachtneming van de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid gehandeld. Dat klager het plein slechts zou hebben bezocht maakt dit niets anders. Het plein bevindt zich met de winkel buiten de afdeling van klager. Het kan zijn dat andere patiënten niet zijn gevisiteerd, omdat visitatie alleen heeft plaatsgevonden bij patiënten die op de lijst van verdachte personen stonden.

Na evaluatie is besloten het onderzoek aan lichaam en kleding van patiënten na intern bezoek na 24 december 2017 achterwege te laten vanwege de ingrijpendheid voor de patiënten én de extra druk die dit voor het personeel met zich meebracht. Andere extra controles, zoals urinecontroles, blaastesten en de inzet van een drugshond, zijn wel voortgezet.

Namens klager  is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. 

Klager is op 24 december 2016 niet op bezoek geweest bij medepatiënten, maar heeft één keer een brief gepost, één keer de bibliotheek bezocht en één keer het plein bezocht om te luchten. Dit plein is bovendien onderdeel van klagers afdeling. Hij is drie keer op één dag gevisiteerd, waarbij hij wel is aangeraakt, hetgeen mensonterend is. Klager heeft nooit drugs gebruikt en/of gekoerierd. Signalen van patiënten daarover zijn niet gecontroleerd. Klager is er doodziek van in het ziekenhuis opgenomen. Op klagers afdeling verblijven psychotische patiënten, maar naast klagers verblijfsruimte zit een patiënt die handelt in drugs en daarom is gesepareerd. Klager heeft zich daar volkomen van gedistantieerd, maar is de enige van de afdeling die driemaal op één dag, binnen drie uur tijd, is gevisiteerd, terwijl daarvoor geen reden bestond.

 

3.         De beoordeling

Ingevolge artikel 23, eerste lid, Bvt is het hoofd van de inrichting bevoegd een verpleegde bij binnenkomst in of bij het verlaten van de inrichting, voorafgaand aan of na afloop van bezoek, dan wel indien dit anderszins noodzakelijk is in het belang van - voor zover hier van belang - de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting, aan zijn lichaam en kleding te onderzoeken.

Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is voldoende aannemelijk dat klager op 24 december 2016 driemaal is gevisiteerd krachtens het na crisisberaad genomen besluit om verdachte patiënten die hun afdeling hebben verlaten bij wijze van extra controle bij terugkeer op de afdeling aan lichaam en kleding te onderzoeken. Dit besluit is niet aan de patiënten kenbaar gemaakt en werd noodzakelijk geacht vanwege de hoeveelheid in de inrichting aanwezige drugs rond de kerst van 2016 en de onwenselijkheid op kerstavond geen intern bezoek toe te staan. Klager stond vanwege signalen van verscheidene patiënten wegens verdenking van het fungeren als koerier op de lijst van verdachte personen. Aannemelijk is geworden dat hij zijn afdeling op 24 december 2016 volgens eigen keuze drie heeft maal verlaten.

De beroepscommissie is, anders dan de beklagcommissie, van oordeel dat het hoofd van de inrichting in dit geval in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat visitatie van klager drie maal noodzakelijk was in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. De omstandigheid dat bij de eerste twee controles bij klager geen drugs zijn gevonden, kan niet tot een ander oordeel leiden, nu dit in het licht van de op hem rustende verdenking van het fungeren als koerier geen garantie biedt dat dit de derde keer ook zo zou zijn.  De ter zitting namens klager naar voren gebrachte stelling dat klager bij de visitatie is aangeraakt is niet aannemelijk, te minder nu klager in zijn drie klaagschriften en ter zitting van de beklagcommissie heeft verklaard dat hij zich heeft moeten ontkleden, niet dat hij zou zijn aangeraakt. Niet aannemelijk is te achten dat klager, als daarvan sprake zou zijn geweest, dit niet al in de beklagprocedure al naar voren zou hebben gebracht.

Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, prof. dr. H.J.C. van Marle en C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 14 december 2017.

 

 

                         

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

 

 

Naar boven