Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0053/TA, 25 april 2017, beroep
Uitspraakdatum:25-04-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:           17/53/TA

betreft: [klager] datum: 25 april 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van het hoofd van FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 29 december 2016 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [..], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 maart 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad zijn namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting gehoord, […], […] en […]. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij om lichamelijke redenen geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

 

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft:

a. het niet zelf kunnen aan- en uitzetten dan wel reguleren van de verwarming op klagers kamer (K-2016-323);

b. het - ondanks gegrondverklaring van een eerdere klacht - nog steeds niet over een airconditioning op zijn kamer beschikken (K-2016-325). 

 

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Wat betreft beklagonderdeel a. klopt klagers stelling dat hij de verwarming op de kamer niet warmer of kouder kan zetten en dat hij daarvoor een beroep moet doen op het personeel. Het personeel kan de verwarming via het bedieningspaneel reguleren. Daarmee wordt nog steeds aan de Regeling eisen persoonlijke verblijfsruimte justitiële tbs-inrichtingen (verder: de Regeling) voldaan. Deze schrijft niet voor dat de verwarming door verpleegden zelf volledig bediend moet kunnen worden. Klager beschikt op zijn kamer over een knop waarmee hij de verwarming kan aan en uitzetten. Daarmee kan de temperatuur ‘in enige mate’ worden gereguleerd. Het hoofd van de inrichting verwijst naar de jurisprudentie van de beroepscommissie. De inrichting herkent zich niet in de constatering van de beklagcommissie dat met enige regelmaat sprake zou zijn van geringe personeelsbezetting. Aan verzoeken van patiënten om de temperatuur bij te stellen wordt voldaan. De personeelsbezetting heeft hier geen negatieve invloed op. 

Wat betreft beklagonderdeel b. gaat de klacht enkel over het ontbreken van een airconditioning op klagers kamer. Het gaat klager vooral over het missen van frisse lucht en niet om koele lucht. Hij heeft last van kookluchtjes. Een eerdere klacht van klager is door de beklagcommissie gegrond verklaard. Die klacht ging over de warmte op zijn kamer en zijn benauwdheid door de warmte. De airconditioning was destijds kapot. De inrichting heeft hierna wel degelijk actie ondernomen. Klager kreeg een ventilator en de airconditioning is gemaakt. De Technische Dienst heeft de situatie beoordeeld en geoordeeld dat er voldoende ventilatiemogelijkheden zijn. De kamer heeft natuurlijke ventilatie via een gevelrooster en mechanische afzuiging in de badkamer. Het doel van de inblaasunit noch van de (losse) ventilator is luchtverversing. De Regeling verplicht niet de kamer te voorzien van een (directe) eigen airconditioning. De kamer kan (enigszins) gekoeld worden door het dichthouden van de raambekleding bij warm weer en het luchten met gekoelde afdelingslucht door de kamerdeur open te houden met al dan niet een ventilator ervoor en/of via de inblaasunit. Via het gevelrooster is de kamer voorzien van een natuurlijke luchtventilatiemogelijkheid. Etensluchtjes kunnen worden tegengegaan door een tussendeur dicht te houden of door de inblaasunit voor lucht vanuit de gang, die door iedere verpleegde zelf is te bedienen, niet te gebruiken.

Het hoofd van de inrichting meent dat de beklagcommissie het beklag ten onrechte heeft uitgebreid door deze te omschrijven als de gebrekkige luchtventilatie op klagers kamer. Ter zitting van de beklagcommissie werd het hoofd van de inrichting met die uitbreiding geconfronteerd.

Na de uitspraak van de beklagcommissie is nader onderzoek gedaan en daarbij is geconstateerd:

- dat de afzuiging in orde is en de inblaasunit doet wat deze moet doen;

- dat het gevelrooster standaard open staat en de lucht op natuurlijke wijze ververst wordt; het gevelrooster is aan de binnenkant schoongemaakt (eigenlijk is dit de verantwoordelijkheid van de verpleegden).

Er is een meting gedaan naar de kwaliteit van de binnenlucht door een specialist op klagers kamer en vergelijkbare kamers. Klager heeft aan één meting meegewerkt maar daarna geweigerd. De CO2, temperatuur en relatieve luchtvochtigheid voldoen aan de gestelde normen. De klimaatinstallatie vertoont geen gebreken en functioneert naar behoren. De ventilatie is afdoende en vertoont geen technische gebreken. De fijnstofconcentratie was wel verhoogd, maar dat komt door het rookgedrag van klager. Kamers waar niet gerookt wordt voldoen wel aan de norm van gemeten fijnstofconcentratie. Op advies van de arts heeft klager een mobiele airco aangeboden gekregen. Deze heeft hij later omgeruild voor een luchtververser en daarna weer ingeleverd, omdat deze volgens hem niet goed werkte.

 

Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klagers gezondheid is hard achteruitgegaan door schimmel en slechte lucht. De inrichting haalt van alles uit de kast om er onder uit te komen.

 

3.         De beoordeling

a. Op grond van artikel 7, eerste lid, van de Regeling is in de persoonlijke verblijfsruimte van de verpleegde een regelbare verwarming aangebracht. In eerdere uitspraken, onder andere in RSJ 19 november 2014, 14/3017/TA,  heeft de beroepscommissie geoordeeld dat voornoemd artikel niet zo moet worden uitgelegd dat het hoofd van de inrichting zorg dient te dragen voor een verwarmingsinstallatie waarmee elke patiënt elke door hem gewenste temperatuur zelf kan instellen. In de onderhavige zaak stelt de beroepscommissie vast dat voor het reguleren van de temperatuur de verpleegde een beroep kan doen op het personeel dat via een bedieningspaneel op de gang de temperatuur kan regelen. Verder stelt de beroepscommissie als onbestreden vast dat op de kamer van klager een knop aanwezig is, waarmee de verwarming kan worden aan- en uitgezet. Naar het oordeel van de beroepscommissie voldoet de verwarmingsinstallatie daarmee aan de in de Regeling gestelde eisen . De verpleegde kan de warmte in zijn kamer zelf enigszins bijregelen. Verder is niet gebleken dat verpleegden niet steeds een beroep op het personeel kunnen doen om via het bedieningspaneel op de gang de temperatuur bij te stellen. Het beroep van het hoofd van de inrichting zal daarom gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

b. Op grond van artikel 7, derde lid, van de Regeling is de persoonlijke verblijfsruimte voorzien van een ventilatiemogelijkheid waardoor op natuurlijke dan wel op mechanische wijze lucht kan worden aan- en afgevoerd. De beroepscommissie stelt vast dat in de verblijfsruimte van klager een dergelijke voorziening aanwezig is. Immers, de kamer beschikt volgens de door het hoofd van de inrichting gegeven toelichting over een natuurlijke ventilatie via een gevelrooster in de kamer en een mechanische afzuiging in de bijbehorende badkamer. In beroep is nog aan de orde gekomen de vraag waar de oorspronkelijke klacht van klager op was gericht: op de (defecte) airconditioning of de slechte luchtventilatie en luchtkwaliteit. Wat hiervan ook zij, de beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op de door het hoofd van de inrichting in beroep gegeven toelichting, geen sprake is van een schending van enig aan klager toekomend recht. Uit die toelichting blijkt dat het hoofd van de inrichting klager de beschikking heeft gegeven over een ventilator en de airconditioning heeft laten repareren. Verder heeft het hoofd van de inrichting de luchtkwaliteit laten onderzoeken en vastgesteld dat deze aan de daaraan te stellen eisen voldoet, met de kanttekening dat klagers rookgedrag de luchtkwaliteit in negatieve zin beïnvloedt. Het beroep van de directeur zal daarom gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter,

mr. A. van Waarden en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 25 april 2017

 

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven