Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/4295/TB, 25 april 2017, beroep
Uitspraakdatum:25-04-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:           16/4295/TB

 

betreft: [klager]            datum: 25 april 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.J. Olie, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 28 december 2016 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 maart 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad is namens de Staatssecretaris […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie gehoord. Als toehoorder was aanwezig […] van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Klager en zijn raadsman, mr. D.J. Olie, hebben schriftelijk bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Staatssecretaris heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van FPC Pompestichting (verder: de Pompestichting), hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening.

 

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 2 mei 2007 veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Op 30 oktober 2009 is de tbs-maatregel aangevangen en is klager geplaatst in de Pompestichting. Op 27 februari 2014 is aan klager de longstaystatus toegekend, waarna klager op 24 april 2014 is geplaatst op de longstayvoorziening van de Pompestichting te Zeeland. Op 15 oktober 2015 is klager na een herbeoordeling opnieuw geplaatst in de longstayvoorziening van de Pompestichting. Op 20 en 22 oktober 2016 zijn pro justitia-rapportages uitgebracht door psycholoog Z. respectievelijk psychiater K. Psycholoog Z. meent dat de voortzetting van de longstay geen enkel reëel perspectief biedt. Een tweede behandelpoging in een FPC is naar zijn oordeel evenmin zinvol. Z. geeft in overweging via de Pompestichting een transmurale plaatsing in de zin van een longcare-traject te realiseren, waarbinnen mogelijkheden onderzocht kunnen worden voor een forensisch- psychiatrische RIBW of een directe plaatsing in een RIBW. Psychiater K. adviseert om tijdens het verblijf in een longstayvoorziening te onderzoeken of er mogelijkheden zijn om hem in een longcare-afdeling te plaatsen waar hem meer mogelijkheden tot uitbreiding van vrijheden geboden kan worden. Het hoofd van de Pompestichting heeft op 2 november 2016 aangegeven dat klager op dit moment geen begeleid verlofkader heeft, waardoor de mogelijkheden voor uitplaatsing beperkt zijn. Een eventuele overplaatsing zal veel aan voorbereiding en begeleiding vergen.

Vervolgens is klager op 18 november 2016 door de Landelijke adviescommissie plaatsing longstay forensische zorg (Lap) gezien en is op diezelfde datum door de Lap geconcludeerd dat er naar geldend psychiatrisch inzicht in alle redelijkheid tot de vaststelling kan worden gekomen dat hervatting van een op verandering gerichte behandeling niet zinvol is. Er wordt op dit moment geen mogelijkheid gezien voor een uitstroomtraject van klager naar een GGZ voorziening. De Lap acht het wenselijk dat de inrichting de komende periode gaat onderzoeken of er mogelijkheden zijn om klager op een longcare-afdeling te plaatsen. De Lap adviseert de longstay status voort te zetten.

 

3.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager verzet zich niet tegen de plaatsing in een longstayvoorziening noch tegen het voorgestelde beveiligingsniveau. Klager wil niet in de Pompestichting geplaatst worden maar in een andere instelling. Klager verwijst naar de rapportage van psycholoog Z. en de daarin genoemde instellingen. Klager meent dat moet worden uitgegaan van het penitentiair dossier en niet het medisch dossier. In de gevangenis ging het goed met hem. Klager wil alleen zijn trauma behandelen dat hij in Nijmegen heeft opgelopen. In de huidige inrichting komt hij nog steeds mensen uit Nijmegen tegen. Hij wil na zijn behandeling gewoon op verlof.

Zo’n twee jaar geleden verliepen de nachten niet goed. Klagers problemen werden echter niet serieus genomen. Klager werd opnieuw getest, echter niet op het door hem opgelopen trauma, maar op zijn autisme. Het einddoel was een RIBW. Klager wil niet meer tussen brave burgers wonen en evenmin in een groep. Hij wil naar een andere inrichting. Op de huidige longstayafdeling heeft klager een idioot rooster. Hij wil zich niet meer aan de kliniekregels houden. In een andere inrichting hoopt klager personeel te treffen die het aandurven om hem naar zijn familie op Tholen te laten gaan, die hem een smartphone geven en die van hem een kunstenaar zullen maken, personeel dus zoals in de gevangenis. 

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. De beslissing is op goede gronden genomen. Voor de verlenging van de longstay-status waren gegronde redenen aanwezig en deze wordt door klager ook niet bestreden. Op dit moment is de Pompestichting de enige forensische kliniek met een longstayvoorziening. De inrichting heeft aangegeven dat een eventuele overplaatsing veel voorbereiding en begeleiding zal vergen terwijl bij klager nog altijd sprake is van een gebrekkige samenwerking en het erg moeilijk is om een goed gesprek met hem te voeren en afspraken met hem te maken. Klager heeft niet gemotiveerd waarom hij wil worden overgeplaatst. Klager wil worden overgeplaatst naar FPC De Kijvelanden, echter deze inrichting beschikt niet over een longcareafdeling. De casus van klager wordt voorgelegd aan externe deskundigen van een expertisecentrum over de mogelijkheden voor plaatsing in een longcarevoorziening, maar dit zal lastig zijn gelet op zijn afwijzende opstelling.

 

4.         De beoordeling

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en

b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager verblijft sinds 24 april 2014 in de longstayvoorziening van de Pompestichting.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de Lap wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

De beroepscommissie stelt vast dat het beroep van klager niet is gericht tegen zijn longstaystatus en het beveiligingsniveau. De bezwaren van klager richten zich tegen zijn plaatsing in de Pompestichting. Klager wil in een andere inrichting worden geplaatst.

De Pompestichting is op dit moment de enige forensische inrichting in Nederland met een longstaybestemming. Reeds om die reden kan klagers beroep niet slagen. Overplaatsing naar een andere inrichting is slechts mogelijk indien de longstaystatus wordt opgeheven, hetgeen afhankelijk is van nieuwe behandelmogelijkheden bij klager of een doorstromingsmogelijkheid naar een GGZ-voorziening. In het geval van klager is hiervan geen sprake. Blijkens de stukken verdraagt klager geen behandeldruk of een activerende benadering.

Uit de pro justitiarapportages van 20 en 22 oktober 2016 alsmede het advies van de Lap, komt naar voren dat thans geen goede vervolgvoorziening voor klager beschikbaar is. Een overplaatsing zal – zo begrijpt de beroepscommissie uit de stukken – veel voorbereiding en begeleiding vergen.

Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter,

mr. A. van Waarden en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 25 april 2017

 

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

 

Naar boven