Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0212/GA, 10 juni 2003, beroep
Uitspraakdatum:10-06-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/212/GA

betreft: [klager] datum: 10 juni 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 23 januari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zuid-Oost, locatie Ter Peel te Evertsoord,

gericht tegen een uitspraak d.d. 10 december 2002 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klaagster,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 mei 2003, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught te Vught, is gehoord [...], unit-directeur.
Hoewel klaagster, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is zij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet mogen lezen van de uitslag van de bij klaagster afgenomen alcoholblaastest.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klaagster
De unit-directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De blaastest wordt in meerdere inrichtingen gebruikt om alcoholgebruik vast
te stellen. Een urinecontrole is een veel ingrijpender middel om alcoholgebruik vast te stellen. Uit jurisprudentie van de Raad blijkt dat het ruiken van alcohol door personeel voldoende is om alcoholgebruik vast te stellen. Eenblaastest is objectiever dan de neus van een p.i.w.-er. Alcoholgebruik wordt in de inrichting niet door middel van een urinecontrole gemeten. Daartoe zou een speciale aanvraag bij het Deltalaboratorium moeten worden gedaan. Dit isniet eerder geschied. Het is juist dat klaagster het resultaat van de ademtest niet mocht zien. De reden daarvoor is niet bekend. Het apparaat dat gebruikt wordt, is hetzelfde apparaat dat door de politie wordt gebruikt bijalcoholcontroles op straat. Het apparaat geeft een resultaat aan. De Minister is in het gebruik van het apparaat binnen de inrichting niet gekend. Waarschijnlijk is het apparaat wel geijkt. Aan het personeel is uitgelegd hoe hetapparaat werkt. Het meten van alcoholgebruik door middel van een blaastest wordt minder ingrijpend geacht omdat de adem geen afscheidingsproduct van het lichaam is. Dit is met name voor vrouwelijke gedetineerden van belang omdat hetvoorkomt dat zij in het verleden met misbruik te maken hebben gehad. Klaagster is onder meer gesanctioneerd met intrekking van het eerstvolgend weekend verlof.

Klaagster heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt niet nader toegelicht.

3. De beoordeling
In artikel 30, tweede lid, van de Pbw is bepaald dat de Minister nadere regels stelt omtrent de wijze van uitvoering van de urinecontrole. Deze nadere regels zijn uitgewerkt in de Ministeriele regeling van 2 juni 1999 Urinecontrolepenitentiaire inrichtingen nr. 726428/98/DJI, Stcrt. 128.

Uit de Toelichting op artikel 2 van deze regeling blijkt dat de regeling in het leven is geroepen om het gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen door afname van urine op een zorgvuldige wijze door middel van een met waarborgenomklede procedure te kunnen meten. Onder gedragsbeïnvloedende middelen wordt volgens de Toelichting begrepen strafrechtelijk verboden middelen en andere verslavende middelen waarvan het gebruik tijdens detentie ongewenst is, zoalsde middelen vermeld op de lijsten I en II behorende bij de Opiumwet, alcohol en medicijnen.

Gebleken is dat klaagsters alcoholgebruik niet door middel van een urineonderzoek is gemeten maar door middel van een zogenaamde alcotest. Een dergelijke test alsmede het ruiken van alcohol door personeel kunnen leiden tot hetontstaan van het vermoeden dat een gedetineerde alcohol gebruikt heeft. Indien voor het vervolgens toepassen van sancties de mate van alcoholgebruik van belang is, zal een methode gebruikt moeten worden, zoals voorgeschrevenkrachtens voormelde regelgeving. Nu klaagster in deze onder meer gesanctioneerd is met intrekking van het eerstkomend weekend verlof op basis van anderszins verkregen onderzoeksresultaten, is de beroepscommissie van oordeel dat debeklagcommissie, die het beklag kennelijk verstaan heeft als betreffende een op ondeugdelijke gronden toegepaste sanctionering, met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. D.J. Dee, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 10 juni 2003

secretaris voorzitter

Naar boven