Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1000/GA, 20 november 2017, beroep
Uitspraakdatum:20-11-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/1000/GA

 

betreft: […]      datum: 20 november 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

gericht tegen een uitspraak van 20 maart 2017 van de beklagcommissie bij de p.i. Vught, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft klager alsmede zijn raadsvrouw mr. C.W. Dirkzwager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur van de p.i. Vught om het beroep schriftelijk toe te lichten.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

 

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 50,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op het destijds door klager opgegeven verlofadres woonde een persoon met antecedenten, waardoor de politie en het Openbaar Ministerie (OM) negatief hebben geadviseerd. Om die reden is de verlofaanvraag op 1 maart 2017 afgewezen. Deze beslissing, die gevolg gaf aan een eerdere gegrondverklaring van de beklagcommissie, staat los van klagers nieuwe verlofaanvraag die gelijktijdig liep.

Namens klager is zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt toegelicht. Uit de door de directeur overgelegde adviezen komt naar voren dat het OM bezwaar had omdat klager eerder een onderduikadres zou hebben gehad om zijn straf te ontlopen, hij geen training heeft gehad ter beperking van het recidiverisico en sprake zou zijn van een risico op onttrekken aan voorwaarden. Voorts zou de wijkagent hebben aangegeven dat het verlofadres niet in orde is omdat klagers oom antecedenten zou hebben. De beklagrechter overwoog op 3 januari 2017 ten aanzien van ditzelfde verzoek tot verlof dat de directeur in het schriftelijk verweer heeft aangegeven dat het verlofadres onaanvaardbaar was en klager daarom niet voldeed aan de objectieve criteria om met verlof te gaan, terwijl de afwijzende beslissing op 29 december 2016 niet op die grond zou zijn geschied, maar op basis van het advies van het MDO waaruit zou blijken dat vanaf het verlofadres niet is gereageerd in combinatie met het negatieve advies van de politie en het OM. De beklagrechter heeft dat beklag dan ook gegrond verklaard en de directie opgedragen een nieuwe beslissing te nemen waarin klagers gedrag wordt meegenomen en duidelijkheid wordt verschaft over het verlofadres. In de nieuwe, onderhavige beslissing heeft de directeur wederom niet goed gemotiveerd waarom sprake zou zijn van gevaar voor onttrekking aan detentie, nu duidelijk was dat klager zich niet heeft onttrokken maar in België heeft vastgezeten. Bovendien is in de beslissing niet vermeld dat klagers gedrag is meegewogen. Uit de door de directeur overgelegde stukken volgt dat klager actief bezig was een leven zonder criminaliteit op te pakken, doordat hij allerlei diploma’s heeft gehaald, ambulante behandeling kreeg en zich had aangemeld bij Slachtoffer in Beeld en bij een begeleid wonen traject, waar hij sinds maart 2017 aan deelneemt.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

Het MDO heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, gelet op de negatieve adviezen van de advocaat-generaal en de politie.

De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Bosch heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klager eerder was ondergedoken om zijn straf te ontlopen, hij nog geen training ter beperking van het recidiverisico had gevolgd en sprake zou zijn van een hoog risico op het onttrekken aan voorwaarden.

De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres, omdat klagers oom – bij wie klager zijn verlof door wenste te brengen – antecedenten heeft op verschillende gebieden, waaronder vermogens-, opium- en geweldsdelicten.

 

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van acht maanden met aftrek, wegens diefstal van vee uit de weide. De einddatum van klagers detentie is thans bepaald op 12 februari 2018.

De beklagrechter heeft op 6 februari 2017 klagers beklag, gericht tegen de beslissing van 29 december 2016 tot afwijzing van zijn tweede verlofaanvraag, gegrond verklaard (VU 2017/000002). Hierop heeft de directeur op 1 maart 2017 een nieuwe beslissing genomen, waartegen klager wederom beklag heeft ingediend. Dit is op 20 maart 2017 door de beklagcommissie gegrond verklaard (VU 2017/000429). Het beroep van de directeur richt zich tegen deze gegrondverklaring.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

 

Uit het advies van de politie d.d. 20 december 2016 blijkt dat klagers oom – bij wie klager zijn verlof door wenste te brengen – een delictgeschiedenis heeft. De politie adviseerde daarom negatief ten aanzien van het verlofadres. Een aanvaardbaar verlofadres is gelet op het bepaalde in artikel 4, aanhef en onder j., van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting een basisvoorwaarde voor verlofverlening.

Gelet hierop zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van

P. de Vries, secretaris, op 20 november 2017.

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven