Nummer : 17/3932/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 27 november 2017
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. C.A. Bouw, namens
[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwaag.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 22 november 2017, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van tien dagen, ingaande op 21 november 2017 om 20.10 uur en eindigende op 1 december 2017 om 16.00 uur, wegens het tijdens een celinspectie aantreffen van een mobiele telefoon.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 24 november 2017 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 24 november 2017.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen, waaronder een verslag van 21 november 2017, wordt voldoende aannemelijk dat er tijdens een inspectie van de verblijfsruimte van verzoeker een mobiele telefoon is aangetroffen in de deur van de magnetron. Gelet daarop kon de directeur – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – een disciplinaire straf opleggen.
Hoewel in het in de locatie Zwaag toegepaste sanctiebeleid een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel staat vermeld voor feiten als het onderhavige, dient primair het landelijk geldende sanctiebeleid als neergelegd in de “Sanctiekaart 2016 Landelijk” (hierna: de Sanctiekaart) te gelden. In dat landelijk geldende beleid is voor feiten als de onderhavige een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in de eigen verblijfsruimte als maximum vermeld. Dit beleid is weliswaar niet bindend en de directeur mag daarvan afwijken, maar hij dient in dat geval in de belangenafweging duidelijk aan te geven waarom in dat specifieke geval gekozen is voor een zwaardere sanctie dan in de Sanctiekaart is vermeld. Een dergelijke belangenafweging ontbreekt in dit geval. De bestreden beslissing is daarom genomen op gronden die deze niet kunnen dragen en het verzoek komt daarom voor toewijzing in aanmerking.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.
Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 27 november 2017.
secretaris voorzitter