Nummer : 17/3844/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 21 november 2017
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. H.M.W. Daamen, namens
[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 15 november 2017, inhoudende de oplegging van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel, met cameratoezicht, voor de duur van veertien dagen, ingaande op 15 november 2017 om 16.00 uur en eindigende op 29 november 2017 om 16.00 uur. De directeur acht deze ordemaatregel noodzakelijk omdat bij schade aan de gezondheid van verzoeker grote maatschappelijke onrust zou kunnen ontstaan.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 15 november 2017 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 20 november 2017.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen is het volgende gebleken. De directeur heeft de beslissing genomen op basis van een aantal door hem in de beschikking genoemde relevante factoren. Gelet daarop, kon de directeur – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – in redelijkheid beslissen cameratoezicht op te leggen. Dat de behandelcoördinator en de gedragskundige niet geadviseerd hebben tot camera-observatie staat niet in de weg aan een zelfstandige afweging door de directeur. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 21 november 2017.
secretaris voorzitter