Nummer : 17/3799/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 17 november 2017
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens
[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het Justitieel Complex (J.C.) Zaanstad.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormeld J.C. van 13 november 2017, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, voor de duur van vier dagen, ingaande op 13 november 2017 om 12.30 uur en eindigende op 17 november 2017 om 12.30 uur, alsmede intrekking van de helft van het eerstvolgende verlof. Een en ander wegens een positieve uitslag bij een urinecontrole op gebruik van THC, terwijl dit de tweede positieve urinecontrole binnen drie maanden betreft.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 15 november 2017. De secretaris van de beklagcommissie bij voormeld J.C. heeft niet gereageerd op het verzoek van de voorzitter om inlichtingen.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Op grond van het bepaalde in artikel 57, eerste lid, aanhef en onder j, van de Pbw, is de directeur verplicht de betreffende gedetineerde te horen alvorens hij een disciplinaire straf als bedoeld in artikel 51 oplegt.
Uit de schriftelijke mededeling van de bestreden beslissing blijkt niet dat verzoeker voorafgaand aan het nemen van de disciplinaire straf is gehoord door de directeur. Door de directeur is aangegeven dat verzoeker na een gesprek met het afdelingshoofd akkoord is gegaan met een schikkingsvoorstel en dat dat de reden is dat verzoeker niet is gehoord door de directeur. Bij de stukken bevindt zich dat schikkingsvoorstel niet, maar los daarvan geldt dat de door de directeur beschreven handelwijze niet in overeenstemming is met de wet. Het horen op grond van artikel 57 van de Pbw door de directeur is verplicht voorgeschreven bij een beslissing als de onderhavige. Het horen door het afdelingshoofd in het kader van het treffen van een schikking kan daarvoor niet in de plaats worden gesteld. Nu de bestreden beslissing is genomen in strijd met de wet, komt de tenuitvoerlegging daarvan voor schorsing in aanmerking. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.
Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 17 november 2017.
secretaris voorzitter