Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3739/SGA, 10 november 2017, schorsing
Uitspraakdatum:10-11-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          : 17/3739/SGA

Betreft : [verzoeker]               datum: 10 november 2017

 

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

 

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het Justitieel Complex (J.C.) Zaanstad.

 

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormeld J.C. van 7 november 2017, inhoudende de terugplaatsing van verzoeker vanuit het plusprogramma naar het basisprogramma per 3 november 2017.

 

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van een ongedateerd klaagschrift  alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 9 november 2017.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

In gevallen als het onderhavige dient de directeur – volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie – het gedrag dat leidt tot de bestreden beslissing te benoemen en zijn beslissing een belangenafweging te maken die voor verzoeker en voor de (voorzitter van de) beroeps- en de beklagcommissie kenbaar is. Daarbij dient de directeur - naast de feiten en omstandigheden van het ongewenste gedrag - mee tewegen  het structurele gedrag van de betrokken gedetineerde, waarbij ook alle onderdelen van  goed gedrag worden betrokken. Een enkel strafwaardig feit kan in beginsel geen  zelfstandige grond zijn voor degradatie. In het onderhavige geval is naar het voorlopig oordeel van de voorzitter echter sprake van zodanig ernstig “rood” gedrag (betrokkenheid bij een valse telefonische melding aan de politie van een gijzeling in het J.C. waarop omvangrijke politie-inzet volgde) dat, wat er wellicht ook aan te merken zou zijn op de verwoording van de belangenafweging van de directeur opgenomen  in de bestreden beslissing, deze beslissing niet zodanig onredelijk of onbillijk is dat zij voor schorsing in aanmerking komt. Het verzoek zal worden afgewezen.”

 

2.  De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 10 november 2017.

 

 

                       

 

 

secretaris         voorzitter

 

 

 

Naar boven