Nummer : 17/3718/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 9 november 2017
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van
[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 3 november 2017, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, voor de duur van twaalf dagen, ingaande op 3 november 2017 om 13.20 uur en eindigende op 15 november 2017 om 13.20 uur, wegens het voor de tweede maal binnen een periode van twee maanden behalen van een positieve score op het gebruik van cannabis en het zonder ongeoorloofd hebben van een tweede televisie op cel terwijl deze t.v. van een andere cel afkomstig is.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 7 november 2017 alsmede van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie bij de p.i. Leeuwarden inhoudende onder meer dat het schorsingsverzoek als klacht zal worden ingeboekt en afgehandeld.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen, waaronder een tweetal verslagen respectievelijk van 2 november 2017 en van 3 november 2017, wordt voldoende aannemelijk dat verzoeker bij een urinecontrole een positieve score op gebruik van cannabis heeft behaald en ook dat dit de tweede positieve score is binnen een periode van twee maanden. Voldoende aannemelijk is ook dat er een tweede televisie in verzoekers verblijfsruimte is aangetroffen terwijl dit niet is toegestaan en dat deze televisie van een andere cel afkomstig is. Gelet op het vorenstaande kon de directeur – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – in redelijkheid de onderhavige disciplinaire straf opleggen. Het verweer van verzoeker dat een medegedetineerde voor precies dezelfde gedragingen een lagere disciplinaire straf is opgelegd, betekent op zich niet dat de aan verzoeker opgelegde straf onredelijk hoog is, al was het maar omdat niet is gebleken dat sprake is van in alle opzichten volstrekt vergelijkbare gevallen. Ook overigens zijn er geen redenen die aanleiding zijn voor de verzochte schorsing. Gelet op het vorenstaande moet het schorsingsverzoek worden afgewezen.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 9 november 2017.
secretaris voorzitter