Nummer : 17/3646/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 3 november 2017
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, tevens klaagschrift, ingediend door mr. L. de Leon, namens
[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde p.i., inhoudende de oplegging van een aantal toezichtmaatregelen in het kader van verzoekers plaats en status (Hoog) op de lijst van Gedetineerden met een Vlucht-/Maatschappelijk risico (GVM-lijst), ingaande op 29 oktober 2017 en eindigende op 29 november 2017, met de bepaling dat de noodzaak van voortduring van de maatregelen maandelijks zal worden getoetst.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 2 november 2017.
De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Bij oplegging en/of verlenging van toezichtmaatregelen als de onderhavige dient, indien het een gedetineerde betreft die op de GVM-lijst staat vermeld met de status ‘Hoog’ dan wel ‘Verhoogd’ te zijn voldaan aan een viertal eisen.
a. er dient een noodzaak te zijn voor de oplegging van die toezichtmaatregelen;
b. de gedetineerde dient te worden gehoord alvorens de toezichtmaatregelenworden opgelegd;
c. de directeur dient een eigen belangenafweging te maken, welke belangenafweging voldoende inzichtelijk en kenbaar moet zijn voor de gedetineerde en – in voorkomende gevallen de beklag- en (voorzitter van de)
d. indien de toezichtmaatregelen worden opgelegd voor een periode van meerdere maanden, dient de directeur maandelijks te toetsen of er een noodzaak is voor de voortduring van die toezichtmaatregelen.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter blijkt uit de mededeling van de beslissing niet dat verzoeker voorafgaand aan de oplegging van die maatregelen is gehoord (onderdeel b) terwijl ook niet blijkt van een eigen, kenbare belangenafweging van de directeur bij het nemen van deze beslissing (onderdeel c).
Nu de bestreden beslissing niet voldoet aan de vereisten zoals hiervoor bij deonderdelen b en c vermeld, is de bestreden beslissing – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – onvoldoende zorgvuldig voorbereid en komt de tenuitvoerlegging van deze beslissing voor schorsing in aanmerking. Het verzoek zal daarom worden toegewezen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur zal met onmiddellijke ingang worden geschorst. Of in casu voldaan is aan het noodzaaksvereiste kan gelet op het voorgaande onbesproken blijven.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende klaagschrift zal hebben beslist.
Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 3 november 2017.
secretaris voorzitter