Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3745/SGA, 10 november 2017, schorsing
Uitspraakdatum:10-11-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : 17/3745/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 10 november 2017

 

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad te Westzaan.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormeld JC van 1 november 2017, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 1 november 2017 om 16.25 uur en eindigend op 15 november 2017 om 16.25 uur, wegens betrokkenheid bij een vechtpartij met en mishandeling van een medegedetineerde.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 9 november 2017.

 

1.         De beoordeling

De secretaris van de beklagcommissie heeft nog niet gereageerd op het verzoek van de voorzitter om inlichtingen. Nu verzoeker uitdrukkelijk heeft verklaard op 2 november 2017 een klaagschrift te hebben gezonden aan de beklagcommissie, acht de voorzitter verzoeker in zoverre ontvankelijk in zijn verzoek.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval. Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder begrepen een verslag van 1 november 2017, wordt voldoende aannemelijk dat verzoeker daadwerkelijk betrokken is geweest bij een vechtpartij met een medegedetineerde waarbij die medegedetineerde door verzoeker is mishandeld. Dat gedrag is strafwaardig. Het terzake opgemaakte verslag blijkt evenwel niet aan verzoeker te zijn aangezegd. Nu die aanzegging een voorwaarde is voor de directeur om een disciplinaire straf op te kunnen leggen en omstandigheden die het achterwege laten van die aanzegging zouden kunnen rechtvaardigen aangevoerd noch aannemelijk zijn geworden, is de bestreden beslissing opgelegd in strijd met de wet. Het verzoek zal daarom worden toegewezen. 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden disciplinaire straf met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 10 november 2017.

 

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven