Nummer : 17/2169/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 12 juli 2017
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van
[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen te Alphen aan den Rijn.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 7 juli 2017, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van veertien dagen, ingaande op 7 juli 2017 om 09.30 uur en eindigende op 21 juli 2017 om 09.30 uur, wegens bezit van contrabande (30.65 gram softdrugs en een oplaadsnoer), weigeren te voldoen aan opdracht personeel en fysieke agressie naar personeel.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 8 juli 2017 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 10 juli 2017. Verzoekers raadsman, mr. W.B.O. van Soest, heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om een nadere toelichting te geven op het door verzoeker ingediende schorsingsverzoek.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder begrepen het verslag van 7 juli 2017, is voldoende aannemelijk dat verzoeker de hem verweten gedragingen daadwerkelijk heeft vertoond. Gelet daarop kon de directeur – naar het voorlopig oordeel van de directeur – een beslissing als de onderhavige nemen.
Het verweer van verzoeker inhoudende dat de uitreiking van de beslissing te laat heeft plaatsgevonden kan niet slagen. Weliswaar kan - naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – vooralsnog niet worden gezegd dat die beslissing zo spoedig mogelijk aan verzoeker is uitgereikt, echter de vraag of dat niet onverwijld uitreiken in dit geval, daarbij rekening houdende met alle in aanmerking komende belangen en omstandigheden, moet leiden tot een schorsing van de tenuitvoerlegging van die beslissing, moet negatief worden beantwoord. Gelet op het voorgaande moet het verzoek worden afgewezen.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Aldus gedaan door mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 12 juli 2017.
secretaris voorzitter