Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0307/GA, 2 juni 2003, beroep
Uitspraakdatum:02-06-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vermissing  v

Uitspraak

nummer: 03/307/GA

betreft: [klager] datum: 2 juni 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 6 februari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. R.A. vander Horst, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 20 december 2002 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.) Arnhem-Zuid,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 mei 2003, gehouden in de p.i. Zwolle, zijn gehoord klager en [...], unit directeur in het h.v.b. voornoemd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet aanvaarden van aansprakelijkheid voor het zoekraken van een kroon uit klagers gebit.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De beklagcommissie heeft de klacht ongegrond verklaard nu klager de kroon in een koffiebekertje heeft gestopt. De commissie gaat ervan uit dat dat bekertje kennelijk is weggegooid. De directie erkent dat de kroon door het personeelin ontvangst genomen is en bij zijn andere spullen is gevoegd. Daarmee is de inrichting aansprakelijk. Klager had niet veel andere mogelijkheden de kroon op te bergen omdat hij in een strafcel verbleef.
Ter zitting heeft klager hieraan toegevoegd dat niet hij maar een medewerrker de kroon in een koffiebekertje heeft gedaan en vervolgens in zijn kastje buiten de cel heeft geplaatst.
Hij had bezoek toen hem werd medegedeeld dat hij zou worden overgeplaatst. De spullen van de strafcel waren voor hem ingepakt en naar zijn eigen cel gebracht. Bij aankomst in de andere inrichting heeft klager eerst navraag gedaanbij het BAD en vervolgens heeft hij zich tot de inrichtingstandarts gewend, in de veronderstelling dat deze de kroon ontvangen zou hebben.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft pas anderhalve maand na vermissing van de kroon zijn klacht ingediend en had mitsdien niet-ontvankelijk verklaard moeten worden.
De dienstdoend PIW-er heeft destijds de kroon in ontvangst genomen en in het kastje geplaatst. Nadien is er over een kroon niets meer bekend geworden.

3. De beoordeling
Ten aanzien van de ontvankelijkheid wordt overwogen dat de beroepscommissie voldoende aannemelijk acht dat klager kort na zijn overplaatsing de vermissing heeft geconstateerd en eerst, via BAD en tandarts, heeft trachten teachterhalen waar de kroon zich zou bevinden. Eerst toen dat onderzoek niets opleverde, heeft klager beklag ingesteld. Gelet op vorenstaande heeft de beklagcommissie, anders dan de unit-directeur meent, klager terecht in zijn klachtontvangen.
Artikel 49 van de Penitentiaire maatregel bevat een regeling voor de aansprakelijkheid van de directeur voor voorwerpen van een gedetineerde. In de Nota van Toelichting bij deze bepaling valt onder meer het volgende te lezen: ?Bijonder andere verplaatsing van gedetineerden van de ene afdeling naar de andere of bij invoer van goederen in een inrichting kunnen voorwerpen die de gedetineerde toebehoren beschadigen dan wel zoek raken (....). Eveneens is vaakonduidelijk wie er voor de beschadiging c.q. het kwijtraken verantwoordelijk is, de gedetineerde zelf of de inrichting (....). Van de inrichting mag verwacht worden dat de nodige zorgvuldigheid in acht wordt genomen (....). Aan deandere kant mag van de gedetineerde worden verwacht dat hij de schade op deugdelijke wijze kan aantonen en deze ook terstond na de constatering aan de inrichting meldt.?
Gelet op de omstandigheden van het onderhavige geval is de beslissing van de directeur om geen aansprakelijkheid te aanvaarden, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk.
Vaststaat dat het personeel de kroon in een bekertje in ontvangst heeft genomen, zodat het risico in beginsel bij de inrichting ligt. Het enkele feit dat de kroon door klager in een koffiebekertje was gestopt, doet daar niet aan af.Van de inrichting mag in dit geval worden verwacht de nodige zorgvuldigheid in acht te nemen, bijvoorbeeld door de kroon in een afsluitbaar doosje te leggen. Dit alles klemt te meer nu de kroon in een kastje buiten de strafcel waarklager verbleef is geplaatst, en mitsdien buiten klagers bereik, terwijl klager niet in de gelegenheid is geweest ten tijde van de overplaatsing de hem toebehorende spullen uit dat kastje zelf in te pakken. De directeur kan mitsdienaansprakelijk worden gesteld voor het zoekraken van klagers kroon.
Daarnaast bestaat aanleiding klager een tegemoetkoming toe te kennen voor het door hem ondervonden ongemak, dat bestaat uit het enige tijd moeten missen van een kroon. De directeur is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt omtrentde tegemoetkoming te bepalen. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 5,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 2 juni 2003

secretaris voorzitter

Naar boven