Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3293/GV, 27 november 2017, beroep
Uitspraakdatum:27-11-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          17/3293/GV

 

betreft: […]      datum: 24 november 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.P. Visser, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 september 2017 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

 

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het klopt dat klager zich begin 2017 heeft onttrokken aan detentie, maar hij zit sindsdien alweer lange tijd vast. Het verzoek tot uitstel van klagers voorwaardelijke invrijheidstelling is afgewezen op grond van de positieve reclasseringsrapportage, zodat klager op korte termijn weer kan starten aan een penitentiair programma (p.p.). Niet valt in te zien waarom het verlof, als tussentijdse stap richting verdere resocialisatie, is afgewezen terwijl door de inrichting is toegezegd dat klager tijdens detentie zou worden geholpen bij zijn resocialisatie.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft zich op

3 maart 2017 onttrokken aan detentie door het doorknippen van zijn enkelband tijdens deelname aan een p.p. Klager heeft daarmee aangetoond niet met de aan hem verleende vrijheden om te kunnen gaan. De stelling van de raadsman dat hulp vanuit de inrichting zou zijn toegezegd is niet onderbouwd. Gelet op de einddatum van klagers detentie, hoeft zijn belang bij verlof (nog) niet te prevaleren.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klager zich gedurende zes dagen heeft onttrokken aan detentie en hij zijn enkelband heeft doorgeknipt.

De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Den Haag heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, onder oplegging van de bijzondere voorwaarde van een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod.

De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres.

De reclassering heeft positief geadviseerd ten aanzien van de toepassing van elektronische controle om de door het Openbaar Ministerie (OM) geadviseerde bijzondere voorwaarden te controleren.

 

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens poging tot doodslag. De einddatum van zijn detentie is thans bepaald op 14 december 2017.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal twee verlofaanvragen indienen.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Klager heeft zich tijdens zijn recente deelname aan een p.p. niet gehouden aan de voorwaarden door zich op 3 maart 2017 te onttrekken aan detentie. Hij is op 9 maart 2017 aangehouden en opnieuw gedetineerd. Naar aanleiding hiervan heeft de officier van justitie op 30 maart 2017 gevorderd klagers voorwaardelijke invrijheidstelling met een termijn van 120 dagen uit te stellen. De politierechter heeft deze vordering op 25 juli 2017 afgewezen.

De beroepscommissie is van oordeel dat het zich niet houden aan de voorwaarden van een p.p. in beginsel een contra-indicatie vormt voor verlofverlening. Het OM heeft evenwel positief geadviseerd ten aanzien van klagers verlofaanvraag en de politie en de reclassering adviseren eveneens positief ten aanzien van (elektronische controle bij verblijf op) het verlofadres. Klagers gedrag in de inrichting is goed en de einddatum van zijn detentie nadert. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de bestreden beslissing vernietigen en de Staatssecretaris opdragen binnen een termijn van één week een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Zij ziet geen aanleiding klager een tegemoetkoming toe te kennen, nu de gevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan kunnen worden gemaakt en klager – blijkens zijn registratiekaart – inmiddels eenmaal op verlof is geweest.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.

Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van één week na ontvangst van deze uitspraak.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van

P. de Vries, secretaris, op 24 november 2017

 

                                                                        

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven