Nummer: 17/2162/GB
Betreft: […] datum: 16 november 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.W. Koevoets, namens
[…], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 26 juni 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 9 oktober 2014 gedetineerd. Hij verblijft in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klagers verzoek tot plaatsing in en b.b.i. is geweigerd wegens een hem opgelegde maatregel tot plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders (een ISD-maatregel). De tenuitvoerlegging daarvan is echter gestaakt, nadat klager het traject voor een groot deel heeft doorlopen. Voor zover klager begrijpt, is hem de verdere toegang tot het traject ontzegd. Deze omstandigheden brengen niet met zich mee dat bij de executie van klagers gevangenisstraf geen rekening zou moeten worden gehouden met de einddatum van klagers detentie. Er behoort een afgewogen beslissing te worden gemaakt tussen het maatschappelijk belang en het individuele belang van de gedetineerde.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Uit klagers registratiekaart blijkt dat zijn titel van insluiting per 16 maart 2018 verandert in SOV, dat de (voorloper van de) ISD-maatregel betreft. Op 22 juli 2018 verandert zijn titel van insluiting in OWVV, dat staat voor ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel. Detentiefasering is niet mogelijk in geval van daaropvolgende tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel. Detentiefasering in geval van de tenuitvoerlegging van lijfsdwang op grond van OWVV is evenmin mogelijk, nu gedetineerden die niet mee willen werken aan een betalingsregeling die met hen is afgesproken, op grond van artikel 3, tweede lid, onder e. van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing (hierna: de Regeling) niet in aanmerking komen voor plaatsing in een b.b.i.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling kunnen in een b.b.i. gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden, beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).
4.2. Uit navraag bij de inrichting is gebleken dat klager in het basisregime verblijft. Gelet op artikel 3, eerste lid, onder d. komt klager dan ook niet in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie merkt hierbij op dat gedetineerden aan wie de ISD-maatregel onherroepelijk is opgelegd ingevolge artikel 1b van de Regeling niet in aanmerking komen voor plaatsing in het plusregime, zodat zij – zoals namens de Staatssecretaris is overwogen – ook niet in aanmerking komen voor plaatsing in een b.b.i.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
P. de Vries, secretaris, op 16 november 2017.
secretaris voorzitter