Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3247/GB , 2 oktober 2017, beroep
Uitspraakdatum:02-10-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         17/3247/GB

 

Betreft:            [Klager]           datum: 2 oktober 2017

 

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D. Fasseur, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 september 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 9 oktober 2017 te melden in het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (JCvSZ) te Scheveningen ongegrond verklaard.

 

2.         De feiten

Klager is op 8 maart 2017 opgeroepen zich op 5 april 2017 te melden in het JCvSZ te Scheveningen voor het ondergaan van 139 dagen gevangenisstraf. Op 13 maart 2017 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend, dat op 3 april 2017 ongegrond is verklaard. Bij beslissing van 6 april 2017 is alsnog uitstel van de melddatum verleend en is klager opgeroepen zich op 25 april 2017 te melden in het JCvSZ te Scheveningen voor het ondergaan van voornoemde gevangenisstraf. Op 18 april 2017 is hij opgeroepen zich op 8 mei 2017 in de hiervoor genoemde inrichting te melden. Op 25 april 2017 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend, naar aanleiding waarvan op 2 mei 2017 uitstel voor onbepaalde tijd is verleend in afwachting van een advies van de medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA). Vervolgens is klager op 4 september 2017 opgeroepen zich op 9 oktober 2017 te melden in het JCvSZ te Scheveningen voor het ondergaan van 139 dagen gevangenisstraf. Op 11 september 2017 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend, dat op 21 september 2017 ongegrond is verklaard.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De discussie tussen klager (en zijn artsen) enerzijds en de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) anderzijds sleept al geruime tijd voort. Klager vecht voor zijn gezondheid en is ervan overtuigd dat hij een detentie niet zal overleven. Een overheid hoort op behoorlijke wijze met de belangen van haar mensen om te gaan. Elke inbreuk op de gezondheid en de psychische toestand van een mens dient goed te worden gemotiveerd. De oproep en de bestreden beslissing zijn op adviezen van de medisch adviseur van de afdeling IMA gebaseerd. Klager kan zich met deze adviezen niet verenigen, nu deze in strijd zijn met de adviezen en conclusies van zijn behandelend artsen en psychiaters. Het medisch advies van 28 september 2017 betreft een aanvulling op het advies van 7 juli 2017, dat op dertien bronnen is gebaseerd. Slechts twee van deze bronnen, die van de huisarts en die van dr. [psychiater psychoanalyticus], zijn van 2017, terwijl de overige bronnen verouderd materiaal zijn. Het is onzorgvuldig en onrechtmatig klagers huidige gezondheidstoestand op basis daarvan te beoordelen. Slechts twee van de benaderde personen hebben klager daadwerkelijk gezien en behandeld. De brief van 14 februari 2017 betreft slechts een uitdraai van klagers medicijngebruik en enkele korte notities van specialisten ter zake, waarop geen oordeel omtrent detentiegeschiktheid kan worden gebaseerd. Klager heeft bovendien aan DJI slechts toestemming verleend om zijn huisarts en zijn cardioloog te raadplegen. Voor het raadplegen van de overige personen die de medisch adviseur heeft benaderd, heeft klager geen toestemming verleend. DJI en zijn medisch adviseur handelen hiermee onrechtmatig en hebben lak aan klager en zijn belangen. De medisch adviseur heeft klagers huisarts verzocht om informatie omtrent eventueel onderzoek of een behandeling in het kader van de Meticilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA) en Extended Spectrum Beta-Lactamase (ESBL), op de aanwezigheid waarvan klager positief is getest, en omtrent klagers verslavingsproblematiek. Op het bericht van de huisarts, waarin hij aangeeft dat van een verslaving geen sprake is en dat hij van de aanwezigheid van de MRSA en ESBL niets afweet, kan geen oordeel omtrent detentiegeschiktheid worden gebaseerd. In zijn zeer uitgebreid en goed onderbouwd rapport van 20 april 2017 concludeert de psychiater cq. psychoanalyticus dr. [psychiater psychoanalyticus] dat klager aan een chronisch delier lijdt, dat hij daarvan niet is hersteld, vatbaar is voor exacerbaties en dat het delier acuut weer kan opvlammen, als gevolg waarvan klager detentieongeschikt is. In het advies van de medisch adviseur wordt op dit rapport en de conclusie die daaruit voortvloeit, niet ingegaan. Niet bekend is wat het oordeel is van de psychiater van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), die kennelijk op 20 juni 2017 de beschikbare informatie heeft beoordeeld. De juistheid van dit oordeel kan derhalve niet worden getoetst. Niemand van de DJI of van de overheid anderszins heeft klager zelf onderzocht. Toch volgt uit de conclusie van de medisch adviseur – die kennelijk maar gewoon arts is – dat de conclusie van dr. [psychiater psychoanalyticus] als onjuist wordt beoordeeld. Een motivering omtrent het afwijken van de adviezen van klagers huisarts en cardioloog ontbreekt. Tevens is niet gemotiveerd waarom en op welke wijze het JCvSZ in staat is klager adequaat en op humane wijze te behandelen, nu klagers medische toestand – gelet op de conclusie van dr. [psychiater psychoanalyticus] – in geval van het ondergaan van detentie ernstig kan verslechteren. Deze motivering dient alsnog te worden verstrekt, zodat klager daarop kan reageren. Indien de DJI van oordeel blijft dat klager detentiegeschikt zou zijn, dient klager door een forensisch psychiater te worden onderzocht. Zonder een dergelijk onderzoek kan immers geen afgewogen, van de conclusie van dr. [psychiater psychoanalyticus] afwijkend, oordeel omtrent klagers detentiegeschiktheid worden gevormd. Klager verzoekt de beroepscommissie te beslissen dat het advies van de medisch adviseur onvoldoende is onderbouwd en onvoldoende rekenschap geeft van de redenen waarom de conclusies van dr. [psychiater psychoanalyticus] – dat klager detentieongeschikt is – en van klagers cardioloog – dat door het ondergaan van detentie voor klager een gevaarlijke situatie ontstaat – terzijde zijn geschoven. Tevens verzoekt klager door een onafhankelijke psychiater te worden onderzocht teneinde zijn detentiegeschiktheid te beoordelen. Daarnaast dient de oproep zich op 9 oktober 2017 te melden te worden ingetrokken en aangehouden totdat de DJI een gemotiveerde weerlegging van de adviezen van genoemde artsen en de motivering van de psychiater van het NIFP van 20 juni 2017 heeft overgelegd en een onafhankelijke psychiater over de detentie(on)geschiktheid van klager heeft gerapporteerd. Voorts dient klager in de gelegenheid te worden gesteld op het voornoemde te reageren en dient de DJI een nieuw advies omtrent klagers detentiegeschiktheid te overleggen, aldus het standpunt van klager, verkort en zakelijk weergegeven.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De medisch adviseur van de DJI heeft klager blijkens het advies van 7 juli 2017, aangevuld op 28 augustus 2017, detentiegeschikt verklaard. De medisch adviseur heeft geadviseerd klager in het JCvSZ te Scheveningen te plaatsen, dat zowel psychische als somatische zorg levert. Nadat klager zich heeft gemeld, kunnen de arts en psycholoog beoordelen welke (specifieke) zorg klager nodig heeft en waar deze het beste kan worden gegeven. Uit het advies van 7 juli 2017, waarin staat vermeld welke informatiebronnen zijn geraadpleegd, volgt dat het advies van dr. [psychiater psychoanalyticus] in het uitgebrachte advies is meegewogen. Nu verscheidene medische adviezen, waaronder recente, aanwezig zijn waaruit blijkt dat klager detentiegeschikt is en de zorg kan krijgen die hij nodig heeft, bestaat geen aanleiding een nieuw onafhankelijk rapport te laten opstellen.

 

4.         De beoordeling

4.1.      Het JCvSZ te Scheveningen is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte, dan wel individuele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau. Dit is tevens een inrichting voor bijzondere opvang zoals bedoeld in artikel 19 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden. 

4.2.      Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.3.      Klager kan zich niet met de adviezen van de medisch adviseur van de afdeling IMA van 7 juli 2017 en 28 september 2017 verenigen, onder meer omdat in deze adviezen aan het rapport van de psychiater c.q. psychoanalyticus, dr. [psychiater psychoanalyticus], van 20 april 2017 en de conclusie die hieruit voortvloeit, te weten dat klager volgens rapporteur detentieongeschikt is, onvoldoende gewicht zou zijn toegekend.

4.4.      De beroepscommissie stelt voorop dat zij niet in de beoordeling van (de inhoud van) een medisch advies van de onafhankelijk medisch adviseur van de afdeling IMA treedt.

Uit het advies van de medisch adviseur van 7 juli 2017 volgt dat klagers somatische en psychische klachten in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) – waar klager zich aanvankelijk zou hebben moeten melden, daar een opname van klager in het JCvSZ vanwege het ontbreken van drukcellen niet mogelijk was – kunnen worden geobserveerd en gecontroleerd. De zorg die klager behoeft kan in detentie worden geleverd en er is toezicht op het eventueel terugvallen in een delier. Dit advies is mede gebaseerd op het rapport van dr. [psychiater psychoanalyticus] van 20 april 2017, waarnaar klager in zijn beroepschrift verwijst. Blijkens het advies van de medisch adviseur van 28 september 2017 kan klager in het JCvSZ te Scheveningen worden geplaatst, nu de drukcellen aldaar weer in gebruik zijn genomen en een geïsoleerd verblijf in een dergelijke cel voor klager is aangewezen in verband met zijn MRSA-dragerschap. Het JCvSZ biedt zowel psychische als somatische zorg. De arts en de psycholoog kunnen na binnenkomst van klager beoordelen welke zorg klager nodig heeft en waar hierin het beste kan worden voorzien. De beroepscommissie acht de hiervoor genoemde adviezen van de medisch adviseur van de afdeling IMA, waarin klager detentiegeschikt is bevonden, voldoende zorgvuldig tot stand gekomen. Niet is gebleken van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden op grond waarvan een andersluidend oordeel zou zijn aangewezen. Gelet hierop kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.  

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 2 oktober 2017.

 

 

 

 

 

 

 

 

secretaris         voorzitter

 

 

 

Naar boven