Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1985/GB, 9 november 2017, beroep
Uitspraakdatum:09-11-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         17/1985/GB

Betreft:            […]      datum: 9 november 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W.E. Luiten, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 juni 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zogenaamd stapeltraject (plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) gevolgd door plaatsing in een penitentiair programma (p.p.) al dan niet met elektronisch controle) afgewezen.

 

2.         De feiten

Klager is sedert 29 januari 2011 gedetineerd. Hij verblijft in de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Er zou sprake zijn van een hoog recidiverisico en een hoog risico op onttrekking aan voorwaarden tijdens plaatsing in een z.b.b.i. of deelname aan een p.p. In de door de selectiefunctionaris overgelegde adviezen is echter geen inschatting gemaakt op basis van actuele, concrete feiten en omstandigheden. Het door klager gepleegde strafbare feit tijdens detentie is geruime tijd geleden geschied. Klager heeft sindsdien structureel goed gedrag in de inrichting getoond. Het feit dat klager een justitieel verleden heeft, waaronder het plegen van een strafbaar feit tijdens detentie, is onvoldoende om te kunnen spreken van een hoog recidiverisico. Net als een onttrekking (RSJ 9 april 2013, 13/736/GV), hoeft ook het plegen van een strafbaar feit geen belemmering te vormen voor nieuwe deelname aan een stapeltraject. (Vervolging voor) het plegen van een strafbaar feit tijdens detentie is ook niet zonder meer redengevend voor weigering van deelname aan het plusprogramma (RSJ 17 oktober 2016, 16/1697/GA en 16/2158/GA). Klager is reeds hard gestraft voor het plegen van het strafbare feit, door terugplaatsing in de gevangenis, een veroordeling van acht maanden en de herroeping van twaalf maanden van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling. Voorts had onderzocht moeten worden of bijzondere voorwaarden de risico’s van het verlenen van vrijheden kunnen ondervangen. Klager kan niet worden tegengeworpen dat hij binnen detentie nog niet is aangevangen met ambulante begeleiding, waarvoor hij zich al wel heeft aangemeld. Onduidelijk is waarom de behandeling reeds voor aanvang van het stapeltraject zou moeten worden doorlopen. De einddatum van klagers detentie nadert. De omstandigheid dat klager thans gedegradeerd is, dient niet meegewogen te worden in de beoordeling, omdat dit niet van invloed kan zijn geweest op de bestreden beslissing van voor die tijd. Er bestaat slechts ruimte voor een toetsing ex tunc.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager is door het Gerechtshof Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, vanwege het plegen van een strafbaar feit, een aanranding, tijdens regimair verlof. Daarnaast is één jaar van klagers voorwaardelijke invrijheidstelling herroepen. De reclassering heeft geadviseerd klager in aanmerking te laten komen voor een re-integratieplan met als bijzondere voorwaarde een behandelverplichting bij De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg. Klagers recidiverisico wordt door de reclassering als hoog ingeschat, gelet op klagers delictgeschiedenis, de ernst van de delicten en het patroon van antisociale gedragingen. Klagers behandeling is nog niet aangevangen, zodat het recidiverisico ten tijde van de bestreden beslissing onverminderd hoog was. Op 1 en 8 september 2017 heeft klager zijn eerste gesprekken gehad in het kader van een ambulant aanvullend zorgtraject.

Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt hoog ingeschat vanwege het door klager gepleegde strafbare feit tijdens een regimair verlof. Er is sprake van risico op letselschade voor willekeurige slachtoffers, omdat klager in beide strafzaken waarvoor hij momenteel is gedetineerd schuldig is bevonden aan een zedendelict. Klager vormt aldus geen te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico. Op 30 juni 2017 is klager een disciplinaire straf opgelegd, omdat hij zonder toestemming de arbeidszaal heeft verlaten. Op 30 juli 2017 is klager wederom disciplinair gestraft, vanwege het blokkeren van de celdeur en het in bezit hebben van een mobiele telefoon, drie messen en een schroevendraaier. Klager is vervolgens eveneens gedegradeerd. Hij komt thans dan ook niet in aanmerking voor plaatsing in een stapeltraject. Klager heeft tijdens zijn huidige detentie geen onbegeleide bewegingsvrijheid buiten de inrichting genoten.

 

4.         De beoordeling

4.1.      Hoewel het primaire verzoek ziet op plaatsing in een stapeltraject, zal de beroepscommissie het beroep behandelen als ware het gericht tegen afwijzing om klager te plaatsen in een z.b.b.i., nu die plaatsing voorafgaat aan deelname aan een p.p.

4.2.      In zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.3.      In het reclasseringsrapport van 28 juli 2016 is vermeld dat klagers recidiverisico, het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden en het risico op letselschade als hoog worden ingeschat op basis van klagers delictverleden (waaronder het recidiveren tijdens een regimair verlof), de ernst van de delicten en het patroon van antisociale gedragingen. Ter beperking van deze risico’s wordt ambulante begeleiding bij bijvoorbeeld De Waag geadviseerd. Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat een dergelijke behandeling nog niet was aangevangen.

4.4.      Gelet op voornoemde maatschappelijke risico’s, die (nog) niet zijn ingeperkt door de geadviseerde (ambulante) behandeling van klager, kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 9 november 2017.

                        

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven