Nummer : 17/1811/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 8 juni 2017
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. A.P. Visser, namens
[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Almere.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 6 juni 2017, inhoudende de oplegging van een - zo verstaat de voorzitter - disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van veertien dagen, ingaande op 5 juni 2017 om 09.00 uur en eindigende op 19 juni 2017 om 09.00 uur.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 7 juni 2017 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 7 juni 2017.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Uit het op 5 juni 2017 opgemaakte verslag, dat blijkens de schriftelijke neerslag van de beslissing heeft geleid tot de oplegging van de onderhavige disciplinaire straf, komt naar voren dat dit verslag niet, zoals voorgeschreven in artikel 50 van de Pbw, aan verzoeker is aangezegd door de verslaglegger. Een tweetal andere met betrekking tot het incident opgemaakte verslagen zijn overigens ook niet aan verzoeker aangezegd. Dat aanzeggen is een verplichting waaraan moet zijn voldaan alvorens de directeur kan overgaan tot oplegging van een disciplinaire straf. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing van de directeur is genomen in strijd met de wet en dat het verzoek om die reden voor toewijzing in aanmerking komt.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.
Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 8 juni 2017.
secretaris voorzitter