nummer: 17/1720/GA
betreft: [Klager] datum: 20 november 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.H.J. van Dooijeweert, namens
[…], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 16 mei 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting Zwaag,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beslissing van de directeur om klager een waarschuwing te geven en het advies aan de selectiefunctionaris om opnieuw elektronisch toezicht aan te sluiten (ZW-2017-11).
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt – samengevat – toegelicht. Klager is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. De klacht betreft de beslissing van de directeur tot het geven van een officiële waarschuwing en het advies aan de selectiefunctionaris om opnieuw elektronisch toezicht aan te sluiten. Op grond van artikel 9 en 10 van de Penitentiaire maatregel kan een klacht worden ingediend over de beslissing tot het geven van een waarschuwing. De door de beklagrechter genoemde uitspraak van de beroepscommissie en de wettelijke grondslag zijn in onderhavig geval niet relevant.
De directeur heeft niet inhoudelijk gereageerd.
3. De beoordeling
Ingevolge artikel 9, tweede lid onder a, van de Penitentiaire maatregel kan de directeur bij overtreding van de aan het penitentiair programma verbonden voorwaarden, afhankelijk van de ernst van de overtreding, beslissen tot het geven van een waarschuwing aan de deelnemer aan het penitentiair programma. Op grond van artikel 10, eerste lid, van de Penitentiaire maatregel kan de deelnemer aan een penitentiair programma bij de beklagcommissie bij de inrichting of afdeling waarin hij is ingeschreven een klacht indienen over een beslissing, bedoeld in artikel 9, tweede lid, onder a van de Penitentiaire maatregel.
De beklagrechter heeft klager in zijn klacht over de waarschuwing, in strijd met het bepaalde in de Penitentiaire maatregel, niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter daarom vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in dit onderdeel van zijn beklag.
Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie als volgt. Klager neemt deel aan een penitentiair programma waarbij hij onder toezicht staat van de reclassering. Als bijzondere voorwaarde is (onder andere) een locatiegebod opgelegd.
Vast staat dat klager op 5 december 2016 en 9 januari 2017 niet op zijn werkplek aanwezig was zonder dit gemeld te hebben. Met klager is besproken dat eventuele uitzonderingen op de afspraken aan de reclassering dienen te worden gemeld en toegelicht. Desondanks was klager tot tweemaal toe afwezig tijdens controlemomenten. Gezien het vorenstaande kan de beslissing van de directeur om klager een waarschuwing te geven niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beklag zal in zoverre ongegrond worden verklaard.
Klagers klacht is eveneens gericht tegen het advies van de directeur aan de selectiefunctionaris om opnieuw elektronisch toezicht aan te sluiten. Een dergelijke advies is geen beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Klager kon daarom niet in dit onderdeel van zijn klacht worden ontvangen. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter inzake de beslissing van de directeur om klager een waarschuwing te geven, verklaart klager alsnog ontvankelijk in dit onderdeel van zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond inzake het advies van de directeur aan de selectiefunctionaris om opnieuw elektronisch toezicht aan te sluiten en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter, met wijziging van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 20 november 2017
secretaris voorzitter