Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1387/GA, 7 november 2017, beroep
Uitspraakdatum:07-11-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

nummer:          17/1387/GA

betreft: [Klager]           datum: 7 november 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

gericht tegen een uitspraak van 24 april 2017 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 oktober 2017, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klagers raadsvrouw, mr. J.J.H.M. de Crom, en mevrouw mr. […], juridisch medewerker bij voormelde inrichting. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Als toehoorder was aanwezig mr. […], secretaris bij de Raad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de plaatsing van klager in het basisprogramma vanaf 2 maart 2017 (VU-2017-000506).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming van € 30,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van de directeur en klager

Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is vanuit de p.i. Nieuwegein overgeplaatst naar de p.i. Vught. Hij was in de p.i. Nieuwegein teruggeplaatst in het basisprogramma vanwege het toepassen van fysiek geweld tegen een personeelslid. Hiervan zou aangifte worden gedaan, zo werd vanuit Nieuwegein te kennen gegeven. De beklagcommissie stelt dat klager op 2 maart 2017 formeel op de hoogte was gesteld van het feit dat geen aangifte zou worden gedaan en dat ook het Multidisciplinair Overleg (MDO) hiermee bekend was. Volgens de beklagcommissie had de p.i. Vught meer actie moeten ondernemen om duidelijkheid te verkrijgen omtrent de aangifte die al dan niet tegen klager zou worden gedaan. De directeur wijst er op dat uit de als bijlage bij het beroepschrift gevoegde e-mailcorrespondentie tussen de casemanagers van de p.i. Vught en de p.i. Nieuwegein blijkt dat wel degelijk actie is ondernomen om klagers verhaal te verifiëren. Pas op 28 maart 2017 heeft de p.i. Nieuwegein bevestigd dat geen aangifte zou worden gedaan. Klager heeft weliswaar formeel te horen gekregen dat geen aangifte zou worden gedaan, maar dit is niet door middel van een officiële brief of e-mail aan de p.i. Vught bevestigd, hetgeen de directeur bij de casemanager heeft nagevraagd. Hij is niet eerder gepromoveerd, omdat hij dan voor het toepassen van fysiek geweld zou worden beloond en dit niet strookt met het systeem van promoveren en degraderen. Voorts was klager niet enkel rood gekleurd door de casemanager, maar was hij ook oranje gekleurd door de trainer. Na het bericht van de p.i. Nieuwegein op 28 maart 2017 dat geen aangifte zou worden gedaan, heeft de casemanager klager groen gekleurd. Nu echter in het MDO van 6 april 2017 is gebleken dat klager op andere disciplines rood is gekleurd, is hij niet gepromoveerd.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is ten onrechte niet gepromoveerd. Hij had na een periode van zes weken gepromoveerd dienen te worden, tenzij de directeur gemotiveerd anderszins beslist. Dit is niet gebeurd. Reeds op 2 maart 2017 was bekend dat geen aangifte tegen klager zou worden gedaan. Dat de p.i. Nieuwegein dit niet aan de p.i. Vught heeft doorgespeeld, kan klager niet worden tegengeworpen. De p.i. Vught heeft van 14 februari 2017 tot 12 maart 2017 geen navraag gedaan bij de p.i. Nieuwegein, terwijl dit op de weg van de p.i. Vught had gelegen. Dit geldt temeer nu klager reeds had aangegeven dat geen aangifte tegen hem zou worden gedaan. Nu nog geen aangifte was gedaan, was geen sprake van een situatie zoals bedoeld in artikel 1e, onder b, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling). Van een vervolging wegens het plegen van een misdrijf in detentie was immers (nog) geen sprake.

 

3.         De beoordeling

In artikel 1e, onder b, van de Regeling is bepaald dat gedetineerden die vervolgd worden voor het in detentie plegen dan wel medeplegen van misdrijven zijn uitgesloten van promotie of het plusprogramma. Indien de vervolging niet tot een veroordeling leidt, wordt de uitsluiting ongedaan gemaakt.

De beroepscommissie constateert dat onweersproken is dat op 16 januari 2017 in de p.i. Nieuwegein een incident heeft plaatsgevonden waarbij klager fysiek geweld tegen een personeelslid heeft gebruikt, naar aanleiding waarvan hij op 19 januari 2017 is teruggeplaatst in het basisprogramma. Op 26 januari 2017 is klager overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Vught en in het basisprogramma geplaatst vanwege voormeld incident en de veronderstelling dat door het betreffende personeelslid ter zake aangifte tegen klager zou worden gedaan. Klager is besproken in het MDO van 2 maart 2017 en hier is besloten klager niet te laten promoveren.

Sinds zijn overplaatsing is klager in het basisprogramma geplaatst en daar in gehouden met als voornaamste argumentatie dat tegen klager aangifte zou worden gedaan. Onweersproken staat echter vast dat ten tijde van de periode waarin klager in de p.i. Vught in het basisprogramma verbleef niet bekend was of aangifte tegen hem zou worden gedaan. Op 28 maart 2017 is uiteindelijk door de p.i. Nieuwegein aan de p.i. Vught bericht dat geen aangifte tegen klager zou worden gedaan.

Zo lang geen aangifte is gedaan en ook niet van ambtshalve vervolging is gebleken, kan geen sprake zijn van een vervolging wegens het plegen van een misdrijf in detentie zoals bedoeld in artikel 1e, onder b, van de Regeling. Gelet daarop zal het beroep ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, drs. P.J.M. van Puffelen en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 7 november 2017.

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven