Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1584/SGA, 19 mei 2017, schorsing
Uitspraakdatum:19-05-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : 17/1584/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 19 mei 2017

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. M.J.N. Vermeij, namens

[…], verder verzoeker te noemen, thans verblijvende in het z.b.b.i.-regime van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voornoemde z.b.b.i. van 8 mei 2017,  inhoudende de oplegging van de bijzondere voorwaarde bij het verlenen van vrijheden en regimaire verloven tijdens verzoekers verblijf in de zeer beperkt beveiligde inrichting dat verzoeker een enkelband dient te dragen.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van een klaagschrift van 11 mei 2017 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 17 mei 2017.

.

1.         De beoordeling

Verzoeker bevindt zich thans in voorlopige hechtenis op grond van een nog niet onherroepelijke uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij hij tot een vrijheidsstraf is veroordeeld. Verdachte komt in aanmerking voor detentiefasering, in welk kader hij thans verblijft in de p.i. Dordrecht. Namens verzoeker wordt - kort gezegd - gesteld dat de beslissing om verzoeker te verplichten tot het dragen van een enkelband ieder redelijke grond mist.De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Op grond van artikel 3 van de regeling tijdelijk verlaten van de inrichting heeft dedirecteur ten behoeve van de door hem te nemen beslissing adviezen ingewonnen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is de op basis van deze adviezen - die namens  verzoeker zowel op formele als inhoudelijke gronden gemotiveerd worden betwist - door de directeur genomen beslissing niet zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Namens verzoeker is in dit verband nog aangevoerd dat hij van het dragen van een enkelband onder meer fysieke en psychische hinder ondervindt. Deze stelling is echter niet onderbouwd. De beslissing is niet in strijd met enig wettelijk voorschrift. Het schorsingsverzoek zal – gelet op het vorenstaande -  worden afgewezen.

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J.W. Rijkers, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 19 mei 2017.

 

                           

secretaris         voorzitter

Naar boven