Nummer : 17/1667/SGA
Betreft : [klager] datum: 24 mei 2017
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. J.J.H.M. de Crom namens,
[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vugt.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van het PPC te Vught van – zo verstaat de voorzitter – 18 mei 2017, inhoudende de oplegging van een veertiental toezichtmaatregelen in het kader van verzoekers plaats en status op de lijst van gedetineerden met een vlucht- / maatschappelijk risico (GVM-lijst). De tenuitvoerlegging van de maatregelen is ingegaan op 18 mei 2017 en eindigt op 18 juli 2017.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 23 mei 2017 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 24 mei 2017.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Bij oplegging en/of verlenging van toezichtmaatregelen als de onderhavige dient, indien het een gedetineerde betreft die op de GVM-lijst staat vermeld met de status ‘Hoog’ dan wel ‘Verhoogd’ te zijn voldaan aan een viertal eisen.
a. er dient een noodzaak te zijn voor de oplegging van die toezichtmaatregelen;
b. de gedetineerde dient te worden gehoord alvorens de toezichtmaatregelen worden opgelegd;
c. de directeur dient een eigen belangenafweging te maken, welke belangenafweging voldoende inzichtelijk en kenbaar moet zijn voor de gedetineerde en – in voorkomende gevallen de beklag- en (voorzitter van de) beroepscommissie;
d. indien de toezichtmaatregelen worden opgelegd voor een periode van meerdere maanden, dient de directeur maandelijks te toetsen of er een noodzaak is voor de voortduring van die toezichtmaatregelen.
Uit de inlichtingen van de directeur noch uit de mededeling van de bestreden beslissing komt naar voren waaruit in dit geval thans de specifieke noodzaak voor toepassing van die toezichtmaatregelen bestaat. Verzoeker verbleef kennelijk al langere tijd (sinds einde oktober 2016) in het PPC te Vught. Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat op of omstreeks 19 mei 2017 klagers status op de GVM-lijst afgeschaald van “Extreem” naar “Hoog”. In een dergelijk geval ligt het – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – niet voor de hand om, zoals hier het geval lijkt te zijn, een aantal extra toezichtmaatregelen op te leggen; veeleer zou een aanpassing naar minder zwaar toezicht voor de hand liggen. Nu de hiervoor onder a genoemde noodzaak niet voldoende aannemelijk is, terwijl daarnaast uit de inlichtingen van de directeur noch uit de mededeling van de bestreden beslissing blijkt van een (voldoende) eigen belangenafweging door de directeur, is de die beslissing naar het voorlopig oordeel van de voorzitter genomen op gronden die deze niet kunnen dragen. Het verzoek daarom worden toegewezen.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.
Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 mei 2017.
secretaris voorzitter