Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1073/SGA, 3 april 2017, schorsing
Uitspraakdatum:03-04-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          : 17/1073/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 3 april 2017

 

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, tevens klaagschrift, van

 

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Sittard.

 

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 29 maart 2017, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, voor de duur van tien dagen, ingaande op 29 maart 2017 om 12.00 uur en eindigende op 8 april 2017 om 12.00 uur, wegens een te laag kreatininegehalte bij een urinecontrole, hetgeen gekwalificeerd wordt als fraude en wordt gelijkgesteld met gebruik van harddrugs, terwijl dit het tweede drugsgerelateerde rapport betreft.

 

De voorzitter heeft kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 3 april 2017.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Op grond van de door de directeur verstrekte inlichtingen, waaronder een verslag van 28 maart 2017 en een zogenaamd uitslagenformulier,  is voldoende aannemelijk geworden dat er bij gelegenheid van de op 22 maart 2017 afgenomen urinecontrole sprake is geweest van een te laag kreatininegehalte.  Volgens het drugsontmoedigingsbeleid wordt een te laag kreatininegehalte opgevat als fraude en overeenkomstig het gebruik van harddrugs gesanctioneerd. Op grond van genoemde inlichtingen wordt voorts voldoende aannemelijk geacht dat verzoeker een maal eerder een drugsgerelateerd rapport heeft gehad. Gelet op het voorgaande kon de directeur

– naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – in redelijkheid  een disciplinaire straf opleggen. Voorlopig oordelend acht de voorzitter echter  - gelet op het  algemeen geldende beleid binnen de penitentiaire inrichting inzake sancties zoals neergelegd in (onder meer) de landelijk geldende Sanctiekaart 2016 en gelet op de motivering van de beslissing van de directeur - de oplegging van een disciplinaire  straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een  strafcel van tien dagen niet proportioneel en dus niet redelijk en billijk. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, acht de voorzitter termen aanwezig om het schorsingsverzoek toe te wijzen. 

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

 

 

Aldus gedaan door mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 3 april 2017.

 

 

 

 

                      

 

 

secretaris         voorzitter

  

 

Naar boven