nummer: 03/99/GA
betreft: [klager] datum: 20 mei 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 6 januari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 23 december 2002 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Roermond,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 21 maart 2003, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur bij de p.i. Roermond.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering klager een laptop in te laten voeren.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Voor de opleiding die ik volg heb ik speciale programma’s nodig. De computers die de inrichting ter beschikking stelt zijn hiertoe niet toereikend. Ik hoef nog maar één examen te doen. Als mij dat niet binnen een bepaalde termijnlukt, vervallen alle eerder behaalde examens.
Daarnaast zou ik mijn laptop ook willen gebruiken voor de voorbereiding van het hoger beroep van mijn strafzaak. Het is niet redelijk dat verschillende inrichtingen verschillende regels hanteren.
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Als algemene regel geldt dat er geen computers op cel zijn toegestaan. Slechts enkele spelcomputers zijn wel toegestaan, zoals gameboy en playstation 1. Deze regeling wordt strikt toegepast in huizen van bewaring. In sommigeinrichtingen met een soepeler regime zijn er wel eens meer mogelijkheden.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 45, eerste lid, Pbw kan in de huisregels van de inrichting worden bepaald dat het bezit van bepaalde soorten voorwerpen binnen de inrichting of een bepaalde afdeling daarvan verboden is, indien dit noodzakelijkis in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel de beperking van de aansprakelijkheid van de directeur voor de voorwerpen. In het tweede lid van artikel 45 Pbw wordt bepaald dat de directeurde gedetineerde toestemming kan geven hem toebehorende voorwerpen, waarvan het bezit niet verboden is ingevolge het eerste lid, in zijn verblijfsruimte te plaatsen dan wel bij zich te hebben, voorzover dit zich verdraagt met hetbelang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting en/of het belang van de directeur terzake zijn aansprakelijkheid voor de voorwerpen. In de ministeriële regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen d.d.24 juli 1998, nr. 705050/98/DJI, hoofdstuk 4.5.1 wordt een en ander nader uitgewerkt. In de praktijk kunnen zich drie situaties voordoen: a) het voorwerp staat op de lijst van verboden voorwerpen; b) het voorwerp staat op de lijstvan toegestane voorwerpen, of c) het voorwerp staat op geen van beide hiervoor genoemde lijsten.
Ten aanzien van computers/laptops geldt dat deze niet voorkomen op de, in de huisregels van het huis van bewaring Roermond opgenomen, lijst van in de inrichting verboden voorwerpen, noch op de lijst van toegestane voorwerpen. Eenlaptop is derhalve een voorwerp als genoemd onder c.
Nu het gaat om een voorwerp als bedoeld onder c. dient een individuele afweging te worden gemaakt. In het onderhavige geval is de motivering van de afwijzing voldoende.
De directeur kan in redelijkheid het belang van de orde of de veiligheid in de inrichting laten prevaleren. Daarbij neemt de beroepscommissie in aanmerking, dat het klager is toegestaan tijdens de onderwijsuren gebruik te maken vanzijn eigen laptop.
De omstandigheid dat klager de laptop ook nodig zou hebben ter voorbereiding van zijn strafzaak heeft hij eerst in beroep aangevoerd, zodat de beroepscommissie die omstandigheid bij de beoordeling buiten beschouwing dient te laten.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 20 mei 2003
secretaris voorzitter