Nummer : 17/3298/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 4 oktober 2017
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. K.C. van de Wijngaart, namens
[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 29 september 2017, inhoudende de oplegging van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen, ingaande op 29 september 2017 om 08.45 uur en eindigende op 6 oktober 2017 om 08.45 uur. Deze ordemaatregel is aan verzoeker opgelegd in afwachting van onderzoek naar de samenstelling van vloeistof waarmee verzoeker een medegedetineerde heeft bespoten.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 29 september 2017 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 30 september 2017.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder een op 29 september 2017 opgemaakt verslag, komt onder meer het volgende naar voren. Op 28 september 2017 heeft een medegedetineerde aangegeven dat hij tijdens een luchtmoment door verzoeker vanuit een fles was bespoten met urine. Camerabeelden hebben bevestigd dat verzoeker inderdaad betreffende medegedetineerde heeft ondergespoten met een vloeistof. Uit het verslag blijkt dat de fles, waar nog een deel van de vloeistof in zat, naar urine rook en dat betreffende medegedetineerde naar urine rook. De directeur heeft besloten dat de vloeistof zal worden onderzocht teneinde de samenstelling te bepalen
Een vrijheidsbeperkende maatregel als de onderhavige kan worden opgelegd als – voor zover hier relevant - deze noodzakelijk is met het oog op de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Uit de beslissing van de directeur blijkt dat - hangende verder onderzoek - de ordemaatregel aan verzoeker is opgelegd vanwege de ernst van het feit en mogelijk ander soortgelijk handelen van verzoeker. Deze omstandigheden bieden - naar het voorlopig oordeel van de voorzitter - niet zonder meer de vereiste grondslag voor het opleggen van de ordemaatregel. Gelet op het vorenstaande zal het verzoek worden toegewezen.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst met onmiddellijke ingang de verdere tenuitvoerlegging tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.
Aldus gedaan door mr. J.W. Rijkers, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 4 oktober 2017.
secretaris voorzitter