Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0862/SGA, 16 maart 2017, schorsing
Uitspraakdatum:16-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : 17/862/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 16 maart 2017

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift,  ingediend door mr. M. de Reus, namens

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen te Alphen aan den Rijn.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 9 maart 2017, inhoudende de terugplaatsing van verzoeker vanuit het plusprogramma naar het basisprogramma per 9 maart 2017.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 15 maart 2017 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 15 maart 2017.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Op grond van artikel 1d, derde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) kan de directeur besluiten tot degradatie indien de gedetineerde die is gepromoveerd, op een van de onderdelen van goed gedrag verzaakt. Volgens de nota van toelichting bij de Regeling leidt ongewenst en dus rood gedrag in beginsel tot degradatie (Stcrt. 2014, nr. 4617).

Uit de schriftelijke mededeling blijkt dat verzoeker is teruggeplaatst in het basisprogramma wegens het vertonen van ongewenst gedrag. Uit de bestreden beslissing komt echter naar voren dat dit gedrag is beoordeeld als “dit kan beter-gedrag (oranje)” en niet als rood gedrag. Verzoeker is derhalve teruggeplaatst op grond van gedrag dat door de directeur als “oranje” is gekwalificeerd terwijl uit de bestreden beslissing (en overigens ook niet uit de door de directeur verstrekte inlichtingen) niet is gebleken van structureel ongewenst (“rood”) gedrag. Daarmee is de bestreden beslissing onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd en komt zij reeds daarom voor schorsing in aanmerking.

Ten overvloede merkt de voorzitter nog het volgende op. In gevallen als het onderhavige dient de directeur - volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie - het gedrag dat leidt tot de bestreden beslissing te benoemen en bij zijn beslissing een belangenafweging te maken die voor verzoeker en voor de (voorzitter van de) beroeps-  en de beklagcommissie kenbaar dient te zijn. De bestreden beslissing voldoet niet aan deze eis. Ook in dit opzicht is sprake van een motiveringsgebrek.

Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

 

2.   De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist..

 

 

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 16 maart 2017.

 

 

 

                   

 

 

 

secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven