Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0766/SGA, 9 maart 2017, schorsing
Uitspraakdatum:09-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer : 17/766/SGA

Betreft    : [klager]                                                                                 datum: 9 maart 2017
 

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. J.B.A. Kalk, namens

 

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Almelo.

 

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 3 maart 2017, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, voor de duur van veertien dagen, ingaande op 3 maart 2017 om 15.00 uur en eindigende op 17 maart 2017 om 15.00 uur, wegens het besturen van een auto terwijl verzoeker een ontzegging van de rijbevoegdheid had met als gevolg dat verzoekers verblijf in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i) eindigt en de selectiefunctionaris zal worden verzocht om verzoeker te herselecteren.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 7 maart 2017,  van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 8 maart 2017 alsmede van de aanvulling daarop.

 

  1. De beoordeling
    De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

    Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoeker buiten de inrichting een motorvoertuig heeft bestuurd terwijl voor hem een ontzegging van de rijbevoegdheid geldt. Aangevoerd noch aannemelijk is dat verzoeker voor dit feit is aangehouden, daarvan proces-verbaal is opgemaakt dan wel dat hij daarvoor door het openbaar ministerie wordt vervolgd. De omstandigheid dat rijden tijdens een rijontzegging geldt als misdrijf, doet daaraan niet af. Dat geldt temeer nu enkel uit de mededeling van de opgelegde disciplinaire straf naar voren komt dat er sprake zou zijn van een aangezegd verslag, waaruit zou kunnen  blijken dat verzoeker een – in detentie – strafwaardig feit zou hebben gepleegd. Gelet daarop had directeur – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter - geen disciplinaire straf op mogen leggen. Het verzoek moet daarom worden toegewezen.

    Indien de directeur van oordeel is dat verzoeker niet langer in een z.b.b.i. setting kan verblijven en hij vreest dat verzoeker in afwachting van de selectiebeslissing zich verder aan de tenuitvoerlegging van de detentie zal onttrekken, kan hij aan verzoeker een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een (andere dan een) afzonderingscel opleggen.
     
  2. De uitspraak
    De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van onderhavige beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende klaagschrift zal hebben beslist.


 

Aldus gedaan door  mr. J.W. Rijkers, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 9 maart 2017.

 

 

secretaris                                          voorzitter

 

Naar boven