nummer: 03/252/GA
betreft: [klager] datum: 12 mei 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 30 januari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) Het Schouw te Amsterdam,
gericht tegen een uitspraak d.d. 21 januari 2003 van de beklagcommissie bij voormeld h.v.b., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 15 april 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. W.J. Ausma, en de heer [...], unit-directeur van heth.v.b. Het Schouw.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering van de directeur om klager zijn eigen tandarts te laten bezoeken.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is op 4 juli 2002 vanuit het h.v.b. te Hoogeveen in de gelegenheid gesteld om zijn tandarts in Amsterdam te bezoeken. Van dat bezoek is misbruik gemaakt, want er was tegelijk een afspraak gemaakt met klagers raadsman en eenadviseur. Door DV&O is een melding bijzonder voorval opgemaakt waaruit een en ander blijkt, dit zal ik de beroepscommissie nog toesturen. De begeleiders van DV&O werden geconfronteerd met mensen die niet aanwezig behoorden te zijn,waardoor er geen overzicht was. Daarnaast verleende de tandarts geen medewerking aan de beveiliging. Om deze reden is klagers volgende verzoek voor een bezoek aan zijn tandarts afgewezen. Je valt dan terug op de basiszorg en dat isde inrichtingstandarts. Ik vind dat ik daarmee voldoe aan de zorgplicht. Het verheugt me te horen dat klager de inrichtingstandarts heeft bezocht. Deze heeft nog geen contact met mij opgenomen.
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ik was niet op de hoogte van de aanwezigheid van mijn raadsman en zaakwaarnemer bij het tandartsbezoek op 4 juli 2002. De raadsman, die uit Maastricht komt, had een afspraak met de officier van justitie in Amsterdam en wilde meteeneven van de gelegenheid gebruik maken om te kijken hoe het met mij ging. Mijn zaakwaarnemer was erbij om de financiën te regelen, ik moet de tandarts namelijk zelf betalen. In Hoogeveen was gebleken dat mijn gebit een intensievebehandeling nodig heeft die de inrichtingstandarts niet kan geven. Op aandringen van de rechter in raadkamer, heeft de officier van justitie, in overleg met mijn raadsman, geregeld dat ik mijn tandarts in Amsterdam kon bezoeken. Ikoverhandig de beroepscommissie de desbetreffende stukken van mijn raadsman. Vanwege de afstand tussen Hoogeveen en Amsterdam is ook geregeld dat ik werd overgeplaatst naar een h.v.b. te Amsterdam. Sinds de directeur het bezoek naarmijn tandarts heeft afgewezen, is er niets meer met mijn gebit gebeurd. Ik heb in Hoogeveen al de hele procedure bij de inrichtingstandarts doorlopen, dat hoeft dan toch zeker niet meer in dit h.v.b.? Ik ben vorige week voor heteerst toch maar naar de inrichtingstandarts geweest. Die heeft gezegd dat er zo snel mogelijk iets aan gedaan moet worden en dat dat in de inrichting niet kan.
Namens klager is hier nog het volgende aan toegevoegd.
De officier van justitie heeft er voor gezorgd dat klager is overgeplaatst naar Amsterdam, zodat gestart kon worden met de behandeling van zijn gebit. Het betreft een intensieve behandeling met meerdere behandeldata. Door deweigering van de directeur wordt het in de Pbw neergelegde recht op een tandarts geschonden. Ik zie het bezwaar niet van de aanwezigheid van een zaakwaarnemer bij de tandarts die de rekening voor klager regelt en verdere afsprakenvoor hem maakt. Ook in de aanwezigheid van de raadsman zie ik geen enkel gevaar. De uit Maastricht afkomstige raadsman was toch in Amsterdam en wilde klager even spreken. Er is volgens mij een simpele oplossing denkbaar door bij hetvolgende bezoek betere afspraken te maken. Het belangrijkste is dat gestart wordt met de behandeling van klagers gebit.
3. De beoordeling
Gelet op de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen staat vast dat klager, na bemoeienis van de officier van justitie, van Hoogeveen naar Amsterdam is overgeplaatst ten behoeve van een intensieve behandeling van zijngebit bij zijn tandarts te Amsterdam. Ondanks het feit dat gebleken is dat bij een afspraak op 4 juli 2002 oneigenlijk gebruik is gemaakt van het bezoek aan de tandarts, is klager overgeplaatst. Gelet op het doel van deoverplaatsing, mocht klager er op vertrouwen dat de behandeling van zijn gebit in Amsterdam plaats zou vinden. Derhalve moet de weigering van de directeur om klager zijn eigen tandarts te laten bezoeken, bij afweging van alle inaanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt, en zal het beroep ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H.B. Greven en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 12 mei 2003
secretaris voorzitter