Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0357/GA, 28 april 2003, beroep
Uitspraakdatum:28-04-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/357/GA
betreft: [klager] datum: 28 april 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 13 februari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 4 februari 2003 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Rijnmond, locatie Noordsingel, te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft :
a. de weigering om toestemming te geven voor de invoer van kleding;
b. de verstrekking van een ander soort medicijnen dan klager gebruikt;
c. het niet verstrekken van een extra kussen;
d. de weigering om toestemming te geven voor de invoer van een lijst met
telefoonnummers via het bezoek.

De beklagcommissie heeft het beklag onder a gegrond verklaard en het beklag onder b, c en d ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag vraagt klager zich af hoe het mogelijk is dat hem en zijn broer een aantal malen is toegezegd dat de invoer van kleding voorafgaand aan het bezoek wordt toegestaan, maar als zijn broer metkleding bij de inrichting komt, wordt die invoer geweigerd. De directeur verklaart dit voorval met gebrekkige communicatie. Klager vindt dat onvoldoende.
Ten aanzien van onderdeel b voert klager aan dat hij tot drie maal toe tegenover de inrichtingsarts heeft aangegeven dat hij lang heeft moeten zoeken naar een voor hem geschikt medicijn. Alleen de medicijnen die klager wil invoerenhelpen hem bij zijn medische klachten. De arts heeft echter een ander middel voorgeschreven, bij welk middel klager geen baat vindt. Klager heeft daardoor veel pijn moeten lijden. De directeur krijgt van de beklagcommissie gelijkomdat er sprake zou zijn van een medisch oordeel. Klager vindt dit niet terecht.
Ten aanzien van onderdeel c heeft klager aangevoerd dat hij het niet normaal vindt dat hij meerdere dagen pijn moet lijden omdat het personeel niet de moeite neemt om op vragen van klager voor een betere opvulling van zijn kussen tezorgen. Klager vindt dit een vorm van lichamelijke mishandeling waardoor hem onnodig pijn wordt aangedaan.
Ten aanzien van onderdeel d heeft klager aangevoerd dat hij een aantal malen heeft gevraagd om een telefoonlijst die zich in zijn fouillering bevond. Aan klager is nooit medegedeeld dat hij daarvoor een speciaal met redenen omkleedverzoek moest indienen. Klager is door het niet verstrekken van die telefoonlijst in zijn verdediging geschaad.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts heeft hij nog aangevoerd dat er problemen zijn geweest ten aanzien van de invoer van kleding van klager. De klacht daaromtrent is door de beklagcommissiegegrond verklaard en in overleg met de beklagcommissie zal aan klager daarvoor een tegemoetkoming worden verstrekt.
Klager wenst zelf te bepalen welke medicijnen hij slikt voor zijn lichamelijke klachten. In de inrichting wordt de medicatie bepaald door de inrichtingsarts en een oordeel over klacht daarover hoort in deze procedure niet thuis.
Klagers kussen is naar aanleiding van zijn verzoek verhoogd door de verstrekking van een extra deken. Die deken zou meer effect geven dan een extra kussen.
Indien een gedetineerde een telefoonlijstje uit zijn fouillering wil hebben dient hij daarvoor een zogenaamd sprekersbriefje in te vullen voor de bevolkingsadministratie. Telefoonnummers mogen niet tijdens het bezoek wordenoverhandigd.

3. De beoordeling
Tegen een gegrondverklaring van een klacht staat geen beroep open.
Ten aanzien van onderdeel b van het beklag geldt dat deze klacht is gericht tegen de beslissing van de inrichtingsarts om aan klager andere medicatie voor te schrijven dan door klager wordt gewenst. Die beslissing van deinrichtingsarts is geen beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. In zoverre had klager niet mogen worden ontvangen in zijn beklag.
Voor zover klager zich niet kan verenigen met die beslissing van de inrichtingsarts kan hij zich wenden met een verzoek tot bemiddeling tot de Medisch Adviseur bij het Ministerie van Justitie. Naar aanleiding van die bemiddeling kanverzoeker daarna eventueel beroep instellen bij de Raad.
Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van de onderdelen c en d, kan - voorzover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.
Het beroep zal, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep ten aanzien van onderdeel a van het beklag en verklaart klager ten aanzien van onderdeel b alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de onderdelen c en d ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 28 april 2003

secretaris voorzitter

Naar boven