Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0238/STA, 6 februari 2003, beroep
Uitspraakdatum:06-02-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/238/STA

betreft: [klager] datum: 6 februari 2003

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennis genomen van een op 31 januari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

het hoofd van de Dr. S. van Mesdagkliniek, verder verzoeker te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 67, vierde lid, tweede volzin, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, van de tenuitvoerlegging van een uitspraak d.d. 16 januari 2003 van debeklagcommissie uit de commissie van toezicht bij voornoemde inrichting, gegeven op een klacht van

[...], verder te noemen klager inzake het enkel toestaan van onbegeleid verlof aan klager onder de voorwaarde dat klager een WAP-verzekering afsluit voor eigen rekening.

De voorzitter heeft kennis genomen van bedoelde uitspraak van de beklagrechter en de onderliggende stukken alsook van de schriftelijke reactie van klager
d.d. 31 januari 2003 op het schorsingsverzoek. Uit het afschrift van de uitspraak van de beklagcommissie, dat op het secretariaat van de Raad is ontvangen op 3 februari 2003, bleek dat klager in de beklagzaak is bijgestaan door eenraadsman mr. N.A. Heidanus en is op laatst genoemde datum de raadsman alsnog in de gelegenheid gesteld om te reageren om de hem toegefaxte stukken. De reactie van raadsman is op 5 februari 2003 ontvangen op het secretariaat van deRaad.

1. De standpunten
Verzoeker verzoekt om de beslissing van de beklagcommissie te schorsen omdat die uitspraak aanleiding kan geven tot een vergaande discussie omtrent een recht tot verlof. In de onderhavige zaak is er geen direct probleem om teschorsen daar klager momenteel begeleid verlof heeft en ook daarvan gebruik maakt. Komend weekend zal klager overgeplaatst worden naar de resocialisatieafdeling en in die zin zal klagers resocialisatietraject op korte termijn ookgeen vertraging oplopen. Het verzoek is met name gericht op andere patiënten die deze uitspraak wensen aan te grijpen om beklagprocedures op te starten. Klager heeft begeleid verlof hetgeen maximaal een dag duurt. Ter zake van hetstopzetten van het verlof is sprake van een situatie als beschreven in artikel 56, tweede lid sub a van de Bvt. Er was geen sprake van een verlofduur van een aaneengesloten periode van meer dan een week. De beklagcommissie is aandit argument ten onrechte voorbij gegaan door te stellen dat er een recht of verlof bestaat op grond van artikel 56, eerste lid, sub e van de Bvt. Verlof is echter geen recht. Voor wat betreft de vraag of de inrichting van eenpatiënt mag verlangen dat hij een WAP-verzekering afsluit alvorens hij met (onbegeleid) verlof gaat, is de inrichting van mening dat zij een patiënt kan en mag aanspreken op het dragen van verantwoordelijkheid richting maatschappijen zichzelf. De groep van tbs-gestelden vormt een groter risico voor wat betreft het veroorzaken van schade aan derden dan de gemiddelde Nederlander. Daarbij hoeft het gedrag niet altijd direct delictgedrag te zijn maar het veelallangere tijd uit de maatschappij zijn, medicatiegebruik dan wel onzekerheid e.d. maken dat de kans reëel is dat de gedragingen van patiënten op verlof sneller tot schade leiden dan normaal. Ook is er sprake van een meestal laag c.q.geen inkomen. Reden voor de kliniek om patiënten op hun verantwoordelijkheid jegens de maatschappij en zichzelf aan te spreken en een WAP-verzekering te verlangen. De inrichting is van mening dat het hier gaat om een bijzonderevoorwaarde die direct gerelateerd is aan het gedrag en gesteld mag worden. Patiënten die in aanmerking komen voor de zogenaamde zak- en kleedgeldregeling krijgen de premiekosten, die ze maken bij het afsluiten, daarna vergoed doorde kliniek. Degenen, die teveel eigen inkomsten hebben, komen niet in aanmerking voor de zak- en kleedgeldregeling en voor vergoeding van de kosten van de af te sluiten WAP-verzekering.

Door en namens klager is het volgende verweer gevoerd. In het verleden heeft klager gebruik gemaakt van verloven zonder WAP-verzekering af te sluiten. Klager en zijn advocaat hebben getoetst bij andere inrichtingen en gebleken isdat geen enkele patiënt een verzekering hoeft af te sluiten. In het verleden heeft de inrichting een collectieve verzekering gehad en verzuimd te betalen. De kosten waren hoog. Helaas hebben zij de verzekering opgezegd en alleverlofgangers dienen in het kader van bezuinigingen hun eigen verzekering af te sluiten en zoniet dan mogen zij geen gebruik maken van hun verlof. Klagers kosten worden gedekt door de Staat. De beklagcommissie concludeert dat ergeen wet is die hem verplicht om een WAP-verzekering af te sluiten. Klager is niet verplicht om een WAP-verzekering af te sluiten omdat hij onder toezicht van de Staat valt en alle zorgen en lasten door de Staat worden gefinancierd.Als hij een WAP-verzekering afsluit is dat voor een periode van vijf jaar en dat is niet zijn bedoeling. Klager gaat zondag naar een resocialisatieafdeling. Verder heeft hij een klacht ingediend bij de Nationale Ombudsman en is hijook bezig om het probleem bij het Ministerie van Justitie kenbaar te maken.
Van schorsing van de beslissing van de beklagcommissie kan geen sprake zijn omdat het hoofd van de inrichting enkel algemene redenen aanvoert die geen betrekking hebben op klager. Aangevoerd wordt dat de uitspraak van debeklagcommissie aanleiding kan geven tot een vergaande discussie omtrent een recht op verlof. Het verzoek is met name gericht op andere patiënten die deze uitspraak wensen aan te grijpen om ook hieromtrent beklagprocedures op testarten. Dit kan en mag geen reden zijn de beslissing die op individuele basis ten aanzien van klager is genomen te schorsen. Indien de beklagcommissie nieuwe klaagschriften ontvangt van andere tbs-gestelden op dezelfde gronden dankan de beklagcommissie alsnog beslissen om die nieuwe beslissingen aan te houden totdat de beroepscommissie uitspraak heeft gedaan ten aanzien van het beroepschrift van het hoofd van de inrichting. Voor klager maakt het wel verschilof de beslissing van de beklagcommissie al dan niet wordt geschorst. Indien de beslissing niet wordt geschorst, zou klager in aanmerking kunnen komen voor onbegeleid verlof. In de beslissing wordt gesteld dat de kliniek niet deverplichting van het afsluiten van de verzekering kan stellen alvorens verlof kan worden genoten en niet aangegeven op welke data verlof zou moeten plaatsvinden. Het hoofd van de inrichting heeft aldus geen spoedeisend belang bijschorsing van de beslissing.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt vast dat de beklagcommissie klagers beklag tegen een door verzoeker
genomen beslissing om klager enkel onbegeleid verlof toe te staan onder de voorwaarde
dat klager een WAP-verzekering afsluit voor eigen rekening op 16 januari 2003 gegrond
heeft verklaard.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een uitspraak
van de beklagcommissie slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de
zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist.

In gevolge het bepaalde in artikel 56, tweede lid onder a Bvt staat alleen beklag open tegen
intrekking van verlof als bedoeld in artikel 50, derde lid van de Bvt indien dat verlof op het
moment van intrekking een aaneengesloten periode van meer dan een week heeft geduurd.
Blijkens de toelichting op dat artikel op pagina 56 van de Memorie van toelichting is het uitdrukkelijk de bedoeling van de wetgever geweest om geen beklagmogelijkheid open te stellen tegen een beslissing tot intrekking vanverloven, waarvan de duur varieert van enkele uren tot enkele dagen. De in beklag bestreden beslissing betreft weliswaar niet de intrekking van een verlof maar kan worden opgevat als de gedeeltelijke afwijzing van een verzoek tottoekenning van onbegeleid verlof zonder daaraan de voorwaarde te verbinden dat een WAP-verzekering zal worden afgesloten. Een redelijke wetstoepassing brengt naar het voorlopig oordeel van de voorzitter mee dat een dergelijkegedeeltelijke afwijzing evenmin voor beklag vatbaar is, alsmede dat de beklagcommissie niet-ontvankelijkheid had behoren te overwegen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 6 februari 2003

secretaris voorzitter

Naar boven