Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2375/SGA, 13 november 2002, schorsing
Uitspraakdatum:13-11-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 02/2375/SGA

Betreft: [klager] datum: 13 november 2002

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 12 november 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Nieuw Vosseveld 2 van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught te Vught.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie d.d. 17 oktober 2002, inhoudende –kortweg- dat van verzoekersrekening-courant een bedrag van € 21,36 zal worden ingehouden in verband met door verzoeker veroorzaakte schade aan rijkseigendom.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het klaagschrift d.d. 21 oktober 2002 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 12 november 2002.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Verzoeker heeft het verzoek schriftelijk toegelicht en daarbij aangevoerd dat op 29 oktober 2002 in opdracht van de directeur een bedrag van € 21,36 is ingehouden wegens schade aan een duoblok koffiezetter. Een en ander was eerdermondeling door de directeur aangekondigd. Klager heeft niet ingestemd met deze wijze van betaling.

Uit de inlichtingen van de directeur komt onder meer het volgende naar voren. Verzoeker vraagt om terugstorting van een geldbedrag, dat hem als schadevergoeding werd opgelegd na het beschadigen van rijkseigendom, te weten eenkoffiezetapparaat. Deze beschadiging is volledig tot de verantwoordelijkheid van de gedetineerde terug te voeren, omdat hij niet het geduld had om te wachten tot het personeel voor vervanging van dat koffiezetapparaat had gezorgd.Om die reden acht de directeur de door hem opgelegde schadevergoedingsverplichting alleszins redelijk en billijk.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan wordenonderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is omthans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing.
De directeur heeft besloten de schade, die door verzoeker was veroorzaakt aan rijkseigendom, op verzoeker te verhalen middels verrekening met het saldo van verzoekers rekening-courant. Schadeverhaal terzake van schade aanrijkseigendommen is geregeld in de huisregels van de inrichting. Deze huisregels worden mede bepaald door de Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen met kenmerk 705050/98/DJI, d.d. 24 juli 1998 (hierna de regeling).

In de eerdergenoemde regeling is in onderdeel 9 in artikel 9.1.1. onder het hoofd 'Schade aan rijkseigendommen' (onder meer) het volgende bepaald:
"Indien u schade toebrengt aan rijkseigendommen kunnen de kosten daarvan op u worden verhaald.

Indien er bij het veroorzaken van de schade sprake was van moedwilligheid of achteloosheid, kan de directeur terzake van de door u toegebrachte schade een regeling met u treffen....... Met uw toestemming kan de directeur besluiten deschade te verhalen middels uw saldo op uw rekening-courant."
Dit onderdeel van de regeling is dwingend voorgeschreven en daarvan mag door de directeur niet worden afgeweken. Noch uit hetgeen naar voren is gebracht noch uit de overgelegde stukken is aannemelijk geworden dat verzoeker heeftingestemd met een dergelijke betalingsregeling. De beslissing van de directeur tot verhaal middels het saldo op de rekening-courant van verzoeker is daarom naar het voorlopig oordeel van de voorzitter in strijd met een in deinrichting geldend wettelijk voorschrift. Dit kan in dit geval echter niet tot een toewijzing van het verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging leiden. De onderhavige beslissing wordt immers, nu verrekening inmiddels heeftplaats gevonden, niet meer ten uitvoer gelegd. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

De voorzitter gaat hij er bij zijn beslissing evenwel van uit dat het van de rekening-courant van verzoeker afgeschreven bedrag ad € 21,36 - nu die afschrijving naar zijn voorlopig oordeel is geschied in strijd met een in deinrichting geldend wettelijk voorschrift - per omgaande zal worden teruggestort op die rekening-courant.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. Y.A.J.M. van Kuijck, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 13 november 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven