Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0110/GA, 11 april 2003, beroep
Uitspraakdatum:11-04-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Telefoon  v

Uitspraak

nummer: 03/110/GA

betreft: [klager] datum: 11 april 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 6 januari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 13 december 2002, die op 23 december 2002 naar partijen is verzonden, van de beklagcommissie bij de locatie Arnhem-Zuid te Arnhem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 maart 2003, gehouden in de locatie Ooyerhoek te Zutphen, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur bij de locatie Arnhem-Zuid.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat klager niet direct met zijn advocaat mocht bellen tijdens zijn verblijf in de strafcel.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ik heb gevraagd of ik mijn advocaat mocht bellen. Het antwoord was: „nu niet, straks.“ Daarna kwamen ze met de boeien aanzetten om mij in de strafcel te zetten. Dat was op 10 juli 2002. Van penitentiair inrichtingswerker (piw’er)Hans van E3 mocht ik op een gegeven moment bellen, maar toen was mijn advocaat al met vakantie. Dat was op 12 juli 2002.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Uit het ondersteunende document dat zich bij de stukken bevindt, het bijzonderhedenformulier, blijkt dat klager op 12 juli 2002 om 11.00 uur zijn advocaat heeft kunnen bellen. Conform de regels hieromtrent heeft een gedetineerde hetrecht om zijn advocaat te bellen, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden die nopen tot uitstel. Ik heb nog navraag gedaan bij de piw’ers, maar die hebben niets gezegd over een verzoek van klager om te bellen op 10 juli2002. Volgens het formulier heeft hij op 12 juli 2002 gevraagd om te bellen en dat is hem toen ook toegestaan.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat klager op het beklagformulier gedateerd 10 juli 2002 onder andere heeft aangegeven dat het hem niet is toegestaan met zijn advocaat te bellen. Zij concludeert hieruit dat klager op 10 juli 2002 eenverzoek hiertoe heeft gedaan. Het antwoord op dit verzoek was „nu niet, straks“. Dat klager vervolgens in de strafcel is geplaatst en dientengevolge op een andere afdeling terecht is gekomen, valt onder de verantwoordelijkheid vande directeur. Er is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die uitstel van het bellen rechtvaardigden. De beslissing om klager eerst op 12 juli 2002 toe te staan met zijn advocaat te bellen, moet derhalve bij afweging van allein aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, A.J. Dost en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 11 april 2003

secretaris voorzitter

Naar boven