Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2575/GA en 02/2619/GA, 15 april 2003, beroep
Uitspraakdatum:15-04-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2575/GA en 02/2619/GA
betreft: [klager] datum: 15 april 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van

een op 6 december 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de Verslaafden begeleidingsafdeling gevangenis Zoetermeer (VBA) te Zoetermeer,
gericht tegen een uitspraak d.d. 28 november 2002 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

en van een op 12 december 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van klager [...] voornoemd,
gericht tegen de hoogte van de van eerdergenoemde uitspraak van de beklagcommissie deel uitmakende beslissing, om aan klager een tegemoetkoming van € 15,- toe te kennen.

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 maart 2003, gehouden in de locatie Zoetermeer, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.H.W. Spoelstra, en de heer [...], unit-directeur bij de VBA.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft klagers overplaatsing van de VBA naar de F-afdeling van de locatie Zoetermeer omdat klager weigerde de zogenaamde intentieverklaring te ondertekenen.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en beslist dat aan klager tegemoetkoming van € 15,- toekomt.

2. De standpunten van de directeur en klager
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is van mening dat een tegemoetkoming van € 15,- onvoldoende genoegdoening is. Klager is indertijd vanuit het huisvan bewaring Nieuwegein in de VBA in Zoetermeer geplaatst. Toen hij daar kwam, heeft hij een intentieverklaring getekend. Vervolgens werd hem in oktober 2002 gevraagd om opnieuw een (gewijzigde) intentieverklaring tekenen. Klagerheeft dat geweigerd en is daarop direct naar een standaardafdeling overgeplaatst. Klager wilde niet tekenen omdat hij niet (mede)verantwoordelijk wilde zijn voor zijn medegedetineerden. Hij heeft aangegeven dat niet mee wilde werkenaan enige vorm van controle. Klager is op een later moment door tussenkomst van de reclassering teruggeplaatst in de VBA. Voor klager is het onduidelijk of de selectiefunctionaris betrokken is geweest bij zijn overplaatsing vanuitde VBA. Klager heeft nooit een selectiebeslissing ontvangen.
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In de VBA wordt gewerkt volgens de werkmethode die geldt voor die afdeling. Plaatsing in de VBA geschiedt op basis van vrijwilligheid. Het verblijf in de inrichting heeft vervolgens ( uiteraard) een verplichtend karakter. Op hetmoment dat klager te kennen gaf niet mee te willen werken aan het inrichtingsregime, zag de directeur zich genoodzaakt in te grijpen. De wegplaatsing is achteraf bekrachtigd door de selectiefunctionaris. In de inrichting wordt deregel gehanteerd, dat, als er een (nieuw) algemeen behandelinstrument ingezet gaat worden, alle deelnemers opnieuw de intentieverklaring moeten ondertekenen. De gedetineerde die niet wenst te tekenen wordt in een dergelijk gevaltijdelijk weggeplaatst. Op het moment dat klager aangaf terug te willen keren naar de VBA, heeft een van de maatschappelijk werkers daar meteen werk van gemaakt. Uitgangspunt van de behandeling in de VBA is, dat de gedetineerde weetdat hij verantwoordelijk is voor zichzelf en medeverantwoordelijk voor het gedrag van anderen. De directeur gaat er van uit dat dit ook schriftelijk aan de deelnemers op de VBA bekend is gemaakt. In de VBA worden ook instrumentengebruikt die niet uitdrukkelijk worden genoemd in de Pbw. In de wet is een en ander immers niet uitputtend geregeld.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep van de directeur overweegt de beroepscommissie dat de beslissing om klager over te plaatsen naar een andere afdeling, nu de VBA een eigen (formele) bestemmingsaanwijzing heeft, voorbehouden is aan deselectiefunctionaris. Nu voldoende vast is komen te staan dat de overplaatsingsbeslissing is genomen door de directeur, is die beslissing genomen in strijd met een wettelijk voorschrift. Reeds om die reden had het beklag gegrondmoeten worden verklaard. Nu de beroepscommissie, zij het op andere gronden, niet tot een andere beslissing komt dan de beklagcommissie, moet het beroep ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie moet inzoverre worden bevestigd.

Ten aanzien van het beroep van klager tegen de hoogte van de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming overweegt de beroepscommissie dat zij een tegemoetkoming van € 15,- voor het door klager ondervonden ongemak juist acht.Hetgeen in beroep is aangevoerd omtrent de hoogte van die tegemoetkoming kan daarom niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep van klager zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraakvan de beklagcommissie zal ook in zoverre worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager tegen de hoogte van de toegekende tegemoetkoming ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, prof. mr. C. Kelk en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 15 april 2003

secretaris voorzitter

Naar boven