Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2432/GA, 17 april 2003, beroep
Uitspraakdatum:17-04-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2432/GA

betreft: [klager] datum: 17 april 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 13 november 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie De Marwei te Leeuwarden,

gericht tegen een uitspraak d.d. 11 oktober 2002, die op 6 november 2002 naar partijen is gestuurd, van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 maart 2003, gehouden in de Locatie Ooyerhoek te Zuthpen, is gehoord mevrouw [...], unit-directeur van de locatie De Marwei.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van een verzoek om verlof voor het bijwonen van een getuigenverhoor voor de kantonrechter.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In oktober 2002 kwam de raadsman van klager met een bevel van de rechter voor het houden van een getuigenverhoor. Ik was het er op dat moment mee eens dat klager naar de zitting zou gaan, dat is ook geregeld, maar dat is niet aan deorde. De beklagcommissie heeft niet gekeken naar de stukken die er lagen, alleen naar het bevel van de rechter. Mijn aanvankelijk afwijzende beslissing is daarmee niet getoetst. Mijn standpunt ten aanzien van het verzoek van klageris dat zijn aanwezigheid op de zitting niet noodzakelijk was, zijn raadsman had hem kunnen vertegenwoordigen. Bovendien zou klager worden uitgezet en had hij nog een jaar te gaan. Als ik hem naar de zitting had laten gaan, had ikhet transport helemaal moeten beveiligen. Dat brengt extra kosten met zich mee en dat vond ik, gelet op de bezwaren, niet nodig. Ik vind het heel begrijpelijk dat klager bij de zitting aanwezig wilde zijn, maar mijn inschatting wasniet dat hij daarbij aanwezig moest zijn. Klagers raadsman heeft ook gezegd dat de rechtbank in eerste instantie nalatig is geweest door niet direct de persoonlijke verschijning van klager te bevelen.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 26, vierde lid onder c, Pbw stelt de directeur een gedetineerde in de gelegenheid onder door hem te stellen voorwaarden de inrichting te verlaten teneinde een gerechtelijke procedure bij te wonen indien degedetineerde bij het bijwonen van de procedure een aanmerkelijk belang heeft en tegen het verlaten van de inrichting hiertoe geen overwegend bezwaar bestaat.

Klager is als eisende partij in een civiele procedure verwikkeld. In het kader daarvan heeft de kantonrechter bepaald dat op 18 september 2002 een getuigenverhoor zal plaatsvinden. De beroepscommissie is, gelet hierop, van oordeeldat klager een aanmerkelijk belang heeft bij het bijwonen van de procedure. Dit aanmerkelijk belang is ook gelegen in het geldbedrag dat met de zaak is gemoeid. De bezwaren van de directeur zijn gelegen in het beveiligen van hettransport van klager, terwijl de noodzaak van klagers persoonlijke verschijning door de directeur niet aanwezig wordt geacht. Naar het oordeel van de beroepscommissie is dit onvoldoende om een overwegend bezwaar te vormen alsbedoeld in voornoemd artikel 26, vierde lid onder c, Pbw. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, A.J. Dost en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 17 april 2003

secretaris voorzitter

Naar boven