nummer: 02/2545/GA
betreft: [klager] datum: 28 april 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 2 december 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 12 november 2002 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Noord, locatie Ter Apel te Ter Apel,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 3 februari 2003, gehouden in de locatie Zwolle, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur bij de locatie Ter Apel.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de vermissing van goederen bij gelegenheid van klagers overplaatsing naar de locatie Wolvenplein via het huis van bewaring (h.v.b.) Arnhem-Zuid.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft pas vijf maanden nadat hij vanuit de locatie Ter Apel (via het h.v.b. Arnhem-Zuid) was overgeplaatst naar de locatie Wolvenplein in Utrecht een doos met daarin zijn goederen ontvangen. Klager heeft die doos in hetbijzijn van personeel van Wolvenplein uitgepakt. In de doos zaten vuile luiers en babykleding. Er zaten ook een aantal voorwerpen in die wel aan klager toebehoorden. Klager heeft dit tegenover de rogatoire commissie vermeld. Klagerverwijst naar de brief van het afdelingshoofd van de locatie Ter Apel. Daaruit blijkt dat klager de door hem in het klaagschrift genoemde goederen in bezit had. Klager heeft op zich niet de behoefte om de locatie of de directeuraansprakelijk te stellen. Bij het transport van zijn goederen is de betreffende doos vijf maanden zoek geweest. Tegen klager is verteld dat hij in een geval als dit de locatie Ter Apel aansprakelijk diende te stellen. In hetklaagschrift is door klager niet direct aangegeven dat hij (onder meer) de aan- en verkooppapieren van zijn woning in Spanje miste. Hij heeft dit wel direct doorgegeven aan de maandcommissaris. Klager heeft contact gehad met desecretaris van de beklagcommissie van de locatie Wolvenplein. Klager heeft aan een vertegenwoordiger van die beklagcommissie een aantal zogenaamde pro formabonnen overhandigd. Aan de hand daarvan kan de schade worden berekend dieklager heeft geleden.
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft aangegeven dat hij onder meer de aan- en verkooppapieren van zijn huis in Spanje mist. Die schriftelijke stukken alsmede een aantal foto's en kledingstukken zijn door klager zelf uit de fouillering gehaald. Daarmee gaatde aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid voor die goederen over op klager. De inrichting acht zich niet verantwoordelijk. Hij heeft een zogenaamde eigen risico-verklaring. De doos met daarin de door klager ingepakte goederen isdoor de locatie op 28 januari 2002 verzonden. De directeur legt een ontvangstverklaring van de chauffeur van de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) over. Uit de processtukken kan blijken dat de betreffende goederen bij het h.v.bArnhem-Zuid zijn aangeboden. Vanuit Arnhem zijn de goederen vervolgens weer verzonden. Gelet daarop is Arnhem-Zuid de verzendende inrichting geworden. De locatie Ter Apel heeft alle goederen verzonden. Het betrof één doos metgoederen.
3. De beoordeling
De beroepscommissie heeft nader onderzoek verricht naar het feitelijke vervoer van klagers goederen. Daartoe heeft zij inlichtingen gevraagd aan de directeur van het h.v.b Arnhem-Zuid alsook van de directeur van de locatieWolvenplein. Uit die informatie, welke ter kennis van klager en de directeur is gebracht, komt het volgende naar voren.
Op 28 januari 2002 is een doos met goederen, inhoudende eigendommen van klager, door de locatie Ter Apel via de DV&O verzonden aan het h.v.b. Arnhem-Zuid. Blijkens de bij de inlichtingen van de directeur van het h.v.b. Arnhem-Zuidis die doos met goederen op 28 januari 2002 in Arnhem aangekomen en is door de inrichting voor ontvangst getekend. Op 4 februari 2002 is klager overgeplaatst naar de locatie Wolvenplein. Vanuit het h.v.b. Arnhem-Zuid zijn klagersgoederen op 19 februari 2002 door tussenkomst van de DV&O verzonden naar de locatie Wolvenplein. Nu de directeur van de locatie Wolvenplein geen nadere inlichtingen heeft verstrekt is niet duidelijk of door die inrichting voorontvangst van die goederen in getekend. De beroepscommissie acht evenwel aannemelijk dat zulks is geschied nu klager in ieder geval een aantal goederen uitgereikt heeft gekregen tijdens zijn verblijf in de locatie Wolvenplein.
In de Regeling afhandeling schadegevallen d.d. 13 augustus 1993 (kenmerk 383893/93/DJI) staat in hoofdstuk 2 (Inhoud) onder 1 aanhef en b het volgende vermeld:
"het hoofd van dienst is verantwoordelijk voor alle schade die een bewoner van de inrichting of een derde lijdt als gevolg van schadegevallen in de inrichting dan wel schadegevallen die direct verband houden met de inrichting."
In hoofdstuk 3 (Toelichting) staat bij ad 1b het volgende vermeld:
"Het hoofd van dienst draagt onder meer de verantwoordelijkheid voor:
- de schade die voor een bewoner van een inrichting voortvloeit uit de beschadiging of het zoekraken van zijn persoonlijke bezittingen tijdens zijn verblijf in de inrichting;
- de schade die ontstaat tijdens het transport van bewoners van inrichtingen dan wel van goederen: vanaf het moment van aankomst van het transport in de ontvangende inrichting valt schade in beginsel volledig onder verantwoordelijkheid van het hoofd van dienst van de ontvangende inrichting."
Voornoemde Regeling is bij brief van de minister van justitie d.d. 20 december 1996 (kenmerk 586080/96/DJI) nader toegelicht. Daarin staat (voor zover hier van belang) vermeld:
"Voor wat betreft de verantwoordelijkheid voor schadegevallen geldt de circulaire nr. 383893/93/DJI. Hierin staat omschreven dat de verzendende inrichting aansprakelijk is voor de vracht. Na tekenen voor onvangst door de ontvangendeinrichting, gaat de verantwoordelijkheid over op deze inrichting. Klachten dienen dus afhankelijk van of wel- of niet getekend is voor ontvangst, bij de verzendende- dan wel ontvangende inrichting te worden gedeponeerd.
Blijkt dat de schade duidelijk is te wijten aan het handelen van de vrachtdienst, dan zal de betreffende inrichting dit in onderling overleg met de LVI (thans DV&O; de beroepscommissie) dienen te regelen. De betreffende inrichtingbetaalt in deze gevallen de overeengekomen schadevergoeding aan klager en vordert dit bedrag vervolgens terug van de LVI. Een klacht van een gedetineerde kan dus niet direct bij de LVI worden gedeponeerd, de klager zal normalitergeen contact hebben met de LVI."
Nu de beroepscommissie aannemelijk acht dat in de locatie Wolvenplein is getekend voor ontvangst van klagers goederen, is de verantwoordelijkheid voor die goederen overgegaan naar de directeur van die locatie. Dat maakt dat debeklagrechter klager niet ontvankelijk had moeten verklaren en het klaagschrift had moeten doorsturen naar de beklagcommissie bij de locatie Wolvenplein teneinde daar op het klaagschrift te beslissen. Normaal gesproken zou deberoepscommissie doen hetgeen de beklagcommissie had behoren te doen. In dit geval zal de beroepscommissie evenwel, mede gelet op het tijdsverloop tussen de feitelijke vermissing en heden, het beklag zelf inhoudelijk beoordelen.
Nu aannemelijk moet worden geacht dat door of namens de directeur van de locatie Wolvenplein is getekend voor de ontvangst van de vanuit de locatie Ter Apel via het h.v.b. Arnhem verzonden goederen van klager, wordt de directeur vande locatie Wolvenplein verantwoordelijk gehouden voor de vermissing van die goederen. Dit maakt dat het beklag alsnog gegrond moet worden verklaard.
Nu de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, acht de beroepscommissie een financiële tegemoetkoming van na te noemen hoogte op zijn plaats. De directeur is niet in de gelegenheid gesteld zichuit te laten over de hoogte van een eventueel toe te kennen tegemoetkoming. Nu de directeur in het geheel niet heeft gereageerd op een verzoek om inlichtingen van de beroepscommissie zal de beroepscommissie de hoogte van detegemoetkoming naar redelijkheid vaststellen.
De beroepscommissie overweegt daarbij nog dat de tegemoetkoming niet is bedoeld als schadevergoeding, voor het verkrijgen waarvan andere wegen openstaan. Zo kan klager ingevolge de circulaire van 13 augustus 1993, kenmerk383893/93/DJ, een verzoek om schadevergoeding richten aan de directeur van de desbetreffende inrichting, terwijl hij zich ook kan wenden tot de civiele rechter.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter. Zij verklaart het beklag, dat geacht wordt te zijn gericht tegen een beslissing van de directeur van de locatie Wolvenplein, alsnoggegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en J.L. Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 28 april 2003
secretaris voorzitter