nummer: 02/2313/TP
betreft: [klager] datum: 24 maart 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 31 oktober 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift , ingediend doormevrouw mr. M.L. Tuijnenburg Muijs, namens
[...], verder te noemen klager,
tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 11 februari 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord klagers raadsman, mr. C.F. Wassenaar, en namens de Minister mevrouw [...]. Van het horen is hetaangehechte verslag opgemaakt. De raadsman heeft een pleitnotitie overgelegd welke bij de stukken is gevoegd.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 3 november 2002 verlengd tot 1 februari 2003.
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 12 april 2001 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een half jaar met aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zalworden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 12 mei 2001. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in verscheidene penitentiaire inrichtingen, laatstelijksedert 27 januari 2003 in de gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen.
De Minister heeft bij beschikking d.d. 8 oktober 2001 besloten tot plaatsing van klager in Hoeve Boschoord te Boschoord. Deze plaatsing was ten tijde van het instellen van het beroep nog niet gerealiseerd.
3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is het oneens met de verlenging van de passantentermijn. Nadat hem bij onherroepelijk geworden vonnis d.d. 13 april 2001 een gevangenisstraf van zes en een halve maand en tbsis opgelegd, wacht hij inmiddels meer dan achttien maanden op plaatsing, een aanmerkelijk langere periode dan de gemiddelde wachttijd. Weliswaar is klager gehoord, doch de Minister heeft verzuimd onderzoek in te stellen naar denegatieve gevolgen voor iemand als klager die al zo lang wacht, alsmede overleg te hebben met de medische dienst van de inrichting van verblijf over klagers toestand, hetgeen bij een excessieve wachttijd zorgvuldig te noemen is.Zijn geestelijke gezondheidstoestand holt achteruit als gevolg van de lange, als ondraaglijk ervaren wachttijd, hij lijdt aan slapeloosheid, heeft agressieve buien en ontwikkelt depressiviteit. Inmiddels is er rapportage van deForensisch Psychiatrische Dienst (FPD) voorhanden, waarin de forensisch psychiater aangeeft dat een te lange wachttijd antitherapeutisch kan werken. Het is de Minister bekend dat klager enerzijds moeilijk tot behandeling temotiveren is, maar dat hij anderzijds ervan overtuigd is zijn levenswijze te moeten veranderen. Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren en te bepalen dat klager binnen een maand vanaf heden zo mogelijk op straffe van eendwangsom zal worden geplaatst. Dit laatste wordt ingegeven door het feit dat klager reeds een financiële tegemoetkoming ontvangt en derhalve geen extra druk op de Minister kan uitoefenen hem te plaatsen. De ministeriële betalingenlijken niet tot vooruitgang te leiden.
Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel ongegrond zijn, nu klager op 18 oktober 2002 is gehoord en hem op 25 oktober 2002 de schriftelijke mededeling van de verlengingsbeslissing d.d. 21 oktober 2002 is uitgereikt.
Tevens zal het beroep materieel ongegrond zijn. Ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing verbleef klager achttien maanden in een p.i. als passant. Klager heeft gebruik gemaakt van het aanbod van een financiëletegemoetkoming, gedaan bij brief van 1 mei 2002, waarna hem een vaststellingsovereenkomst is toegezonden.
Klager verblijft op een gewone afdeling in de p.i. Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet isgebleken dat hij met voorrang boven andere tbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalenontvangen dat klagers psychische conditie zodanig was dat hij als ongeschikt voor verblijf in een p.i. moest worden aangemerkt. Na ontvangst van de medische verklaring terzake van klagers psychische conditie zal deze de Raad wordentoegezonden.
Ter zitting is hieraan toegevoegd dat een dermate lange wachttijd als de onderhavige als een ernstige zaak wordt beschouwd. In verband met klagers intelligentie is plaatsing in Hoeve Boschoord aangewezen. Hij staat als tweede op dewachtlijst. Ook thans nog verwacht de inrichting dat hij in maart 2003 dan wel uiterlijk april 2003 opgenomen zal worden. Op 27 januari 2003 is klager overgebracht naar Veenhuizen om te kunnen starten met de preklinische interventievanuit Hoeve Boschoord. Wegens het tekort aan plaatsen voor zwakbegaafden zal het aantal voor hen bestemde plaatsen met twaalf worden uitgebreid. Daartoe zal medio 2003 een nieuwe afdeling in een van de tbs-inrichtingen wordengeopend. Ingeval plaatsing in Hoeve Boschoord te lang op zich laat wachten nemen in sommige gevallen andere tbs-inrichtingen zwakbegaafden op.
4. De beoordeling
Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie van detbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een p.i. moet worden aangemerkt.
In de onderhavige zaak is gebleken dat klager ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing achttien maanden als tbs-passant in een p.i. verbleef. Een zodanige duur moet, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen,in dit geval als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie merkt op dat klager op het moment van plaatsing in Hoeve Boschoord, -blijkens de ministeriële toezegging zeker in maart 2003, doch uiterlijk in april2003- bijna twee jaar als tbs-passant in een p.i. zal verblijven, gelet op de gemiddelde wachttijd van tbs-passanten van 265 dagen in oktober 2002 een uitzonderlijk lange duur van zijn passantentermijn. Namens de Minister is terzitting verklaard dat het tekort aan plaatsen voor zwakbegaafden in tbs-inrichtingen heeft geleid tot deze extreem lange duur van klagers passantentermijn, alsmede dat medio 2003 deze specifieke capaciteit met twaalf plaatsen zalworden uitgebreid. Het is de beroepscommissie ambtshalve bekend dat gedurende lange tijd sprake is van een structureel meer dan gemiddeld tekort aan voor zwakbegaafde tbs-gestelden geschikte plaatsen. Het komt de beroepscommissiedan ook onbegrijpelijk voor dat de Minister eerst zomer 2003 deze specifieke capaciteit daadwerkelijk enigszins zal vergroten. Daarbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat in het algemeen een tbs-gestelde door het langdurigverblijf in een p.i. als tbs-passant, een wachtperiode waartoe de rechter niet veroordeeld heeft en waarin geen behandeling plaatsvindt, niet zelden individueel schade oploopt, terwijl ook de individuele en maatschappelijkeveiligheid door het uitblijven van dringend noodzakelijke behandeling niet is gediend. In het geval van klager merkt de forensisch psychiater van de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) Rotterdam en Dordrecht te Rotterdam in zijnmedische verklaring d.d. 12 december 2002 op dat een te lange verblijftijd in de p.i. uiteindelijk antitherapeutisch kan werken.
Naar het oordeel van de beroepscommissie brengt het vorenstaande mee dat het beroep gegrond zal worden verklaard en dat de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn op materiële grond dient te wordenvernietigd.
Uit eerdergenoemde medische verklaring d.d. 12 december 2002, opgemaakt ter beoordeling van klagers detentie(on)geschiktheid, blijkt dat klager op de bijzondere zorgafdeling van de p.i. verblijft, alwaar het ten tijde van hetonderzoek d.d. 2 december 2002 redelijk rustig verloopt. De forensisch psychiater concludeert dat dankzij gerede hoeveelheid medicatie de situatie op die afdeling voor klager enigszins aanvaardbaar is.
Gelet op de inhoud van de medische verklaring gaat de beroepscommissie er vanuit dat ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing de psychische conditie van klager nog niet van dien aard was dat een verder verblijf in eenp.i. als onverantwoord moest worden beschouwd en er te dien aanzien toen geen aanleiding leek te bestaan om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.
De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing. Zij gaat er daarbij van uit dat klager in maart2003, doch uiterlijk in april 2003 daadwerkelijk in Hoeve Boschoord dan wel een andere tbs-inrichting zal worden geplaatst.
De Bvt voorziet niet in de mogelijkheid te bepalen dat plaatsing op straffe van een dwangsom binnen een bepaalde termijn dient te geschieden.
De rechtsgevolgen van de op materiële grond te vernietigen beslissing zijn niet meer ongedaan te maken. De beroepscommissie zal terzake echter geen tegemoetkoming vaststellen, nu aannemelijk is dat tussen klager en de Minister deovereenkomst is gesloten dat de Minister klager een financiële tegemoetkoming verstrekt van € 600,= per maand vanaf de dag dat klagers verblijf in een p.i. twaalf maanden heeft geduurd tot de dag waarop plaatsing in eentbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een p.i. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, dr. F.A.A.M. Koenraadt en dr. E. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 24maart 2003
secretaris voorzitter
nummer: 02/2313/TP
betreft: [klager], verder klager te noemen.
Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van11 februari 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam teAmsterdam.
Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. J.M. van der Vaart
leden: dr. F.A.A.M. Koenraadt en dr. E. Rood-Pijpers.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E. van der Waal-van der Linden.
Gehoord zijn klagers raadsman mr. C.F. Wassenaar en namens de Minister [...].
Namens klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Klager is het oneens met de verlenging van de passantentermijn. Inmiddels is na het instellen van beroep gerapporteerd door de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD). De forensisch psychiater geeft aan dat een te lange wachttijdantitherapeutisch kan werken. Het is de Minister bekend dat klager enerzijds moeilijk tot behandeling te motiveren is, maar dat hij anderzijds ervan overtuigd is zijn levenswijze te moeten veranderen. Verzocht wordt het beroepgegrond te verklaren en te bepalen dat klager binnen een maand vanaf heden zo mogelijk op straffe van een dwangsom zal dienen te worden geplaatst. Dit laatste wordt ingegeven door het feit dat klager reeds een financiëletegemoetkoming ontvangt en derhalve geen extra druk op de Minister kan uitoefenen hem te plaatsen. De ministeriële betalingen lijken niet tot vooruitgang te leiden.
Namens de Minster is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Een dermate lange wachttijd als de onderhavige is een ernstige zaak. In verband met klagers intelligentie zal hij geplaatst worden in Hoeve Boschoord. Hij staat als tweede op de wachtlijst. Ook thans nog verwacht de inrichting dathij in maart 2003 dan wel uiterlijk april 2003 opgenomen zal worden. Op 27 januari 2003 is klager overgebracht naar Veenhuizen om te kunnen starten met de preklinische interventie vanuit Hoeve Boschoord. Wegens het tekort aanplaatsen voor zwakbegaafden zal het aantal voor hen bestemde plaatsen met twaalf worden uitgebreid. Medio 2003 zal een nieuwe afdeling voor zwakbegaafden worden geopend in een andere, thans nog niet bekende tbs-inrichting. Ingevalplaatsing in Hoeve Boschoord te lang op zich laat wachten nemen in sommige gevallen andere tbs-inrichtingen zwakbegaafden op.
secretaris voorzitter