nummer: 02/2079/GM
betreft: [klager] datum: 7 april 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 2 oktober 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het huis van bewaring (h.v.b.) De Boschpoort te Breda,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 18 september 2002 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 3 februari 2003, gehouden in de locatie Zoetermeer van de p.i. Haaglanden, is klager gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan voornoemd h.v.b. is niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht -voor zover in beroep aan de orde-, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 18 juni 2002, betreft het feit dat de voor klager noodzakelijke brilleglazen niet volledig worden vergoed.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft aangevoerd dat hij sterkere brillenglazen nodig had. Nadien kreeg hij echter te horen dat hij zelf moest bijbetalen. Hij wil dat de brilleglazen die hij al voor zijn detentie had, multifocaal en getint, volledig wordenvergoed.
De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, ten overstaan van de beroepscommissie niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Op basis van de vergoedingsregeling ziektekosten kan een gedetineerde eenmaal per jaar brillenglazen vergoed krijgen. Het gaat dan om standaard glazen. De inrichtingsarts heeft geen medische indicatie voor speciale glazen, zodatniet valt in te zien waarom van de regeling zou moeten worden afgeweken.
3. De beoordeling
Ingevolge paragraaf 9.1.5. van het Vademecum Medische Kosten ten laste van het ministerie van Justitie DJI worden eenmaal per periode van 12 maanden brilleglazen plus montuur (tot een maximum van ƒ 125,- per montuur) vergoed,waarbij men in principe van standaardglazen dient uit te gaan.
Nu van feiten of omstandigheden op basis waarvan van deze regeling zou moeten worden afgeweken niet is gebleken is de beroepscommissie, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van deinrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
Ter tegemoetkoming aan klager geeft de beroepscommissie de inrichtingsarts wel in overweging contact op te nemen met de oogarts die -mogelijk- klager destijds gekleurde glazen heeft voorgeschreven.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr. M. Aarts, voorzitter, F.M.M. van Exter en drs H.P.J. Vos, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 7 april 2003
secretaris voorzitter