Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2468/GM, 7 april 2003, beroep
Uitspraakdatum:07-04-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2468/GM

betreft: [klager] datum: 7 april 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 20 november 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Rijnmond, locatie Stadsgevangenis te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 12 november 2002 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 februari 2003, gehouden in de locatie Zoetermeer van de p.i. Haaglanden, is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsman, mr. G.V. van der Bom, advocaat te Den Haag.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Stadsgevangenis heeft bij brief van 24 januari 2003 schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 29 september 2002, betreft de wijze waarop de medische dienst met klagers klachten omgaat en het gebrek aan medische zorg.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is het volgende aangevoerd.
Bij binnenkomst was er een intake. Daarbij is het door de arts van het politiebureau voorgeschreven recept herhaald. Een week later kwam klager bij de inrichtingsarts. Deze trok weinig tijd voor klager uit en wilde geenslaapmedicatie voorschrijven. Eerst na het weekend kwam de verpleegkundige met Melatonine. Klager had zich toen al (uit protest) ziek gemeld.
Klager heeft al meer dan tien jaar last van angstaanvallen, gepaard gaand met benauwdheid. Hij gebruikt Librium om zelfverzekerder te worden. Dit middel gebruikt hij nu niet meer.
De arts kwam pas bij klager toen hij na drie maanden hartklachten kreeg.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, als volgt nader toegelicht.
Klager is bij binnenkomst vrijwel meteen gezien door een verpleegkundige die een anamnese heeft afgenomen. Ook was er contact opgenomen met het politiebureau met de vraag welke medicatie klager daar voorgeschreven had gekregen. Dedoor de politiearts voorgeschreven medicatie kon gecontinueerd worden. Klager wilde echter benzodiazepine in de vorm van Diazepam. Omdat hij al Librium voorgeschreven kreeg is hem dat geweigerd. Hem is uitgelegd dat hij een briefjekon indienen voor maandag, zodat zijn vraag dan door de medische dienst behandeld kon worden. Wegens drukte is klager eerst opgeroepen voor het spreekuur de vrijdag daarna. Daar overviel klager de inrichtingsarts met een stortvloedaan woorden.
De inrichtingsarts heeft klager, vanwege zijn Libriumgebruik, Melatonine voorgeschreven. Klager weigerde dit middel en heeft zich uit protest een aantal malen ziek gemeld.

3. De beoordeling
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is de beroepscommissie van oordeel dat klager, gelet op wat er tijdens zijn intake bekend werd, eerder door een inrichtingsarts had moeten worden gezien.
Immers, duidelijk kon zijn dat klager in het verleden een alcoholprobleem had gehad of wellicht nog zou hebben. Ook de hoogte van de voorgeschreven Librium-medicatie noopte tot nader onderzoek door de arts.
Voorts heeft klager van meet af aan aangegeven slaapproblemen te hebben, waarvoor hij medicatie voorgeschreven wilde hebben. Door hier niet op in te gaan, komt het beeld naar voren dat deze klachten niet voldoende serieus zijngenomen.
Daarbij komt dat de beroepscommissie -nu zij niet beschikt over (een kopie van) het medisch dossier, terwijl namens de inrichtingsarts niemand is verschenen om hetgeen door en namens klager naar voren is gebracht te weerleggen- ervanuit gaat dat bij klager sprake was van een alcoholprobleem in combinatie met een hoge dosering Librium. Aan de hand van een geldend beleid ten aanzien van het gebruik van Librium had dan in kaart gebracht kunnen worden welkslaapmiddel eventueel geïndiceerd zou zijn.
Derhalve is niet adequaat gehandeld nu klager eerst ruim een week na zijn intake door de inrichtingsarts is gezien.
Het beroep zal mitsdien gegrond worden verklaard.
Er zijn geen termen voor toekenning van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr. M. Aarts, voorzitter, F.M.M. van Exter en drs H.P.J. Vos, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 7 april 2003

secretaris voorzitter

Naar boven