Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2350/TP, 14 maart 2003, beroep
Uitspraakdatum:14-03-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2350/TP

betreft: [klager] datum: 14 maart 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 7 november 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 14 november 2002 verlengd tot 12 februari 2003.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 18 mei 2002. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere Binnen teAlmere.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Naar zijn mening zit hij nu onrechtmatig vast. Hoewel de rechter hem geen gevangenisstraf heeft opgelegd, zit hij nu al bijna twee jaar voor niets vast.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Ter beschikking gestelden verblijven op grond van artikel 9, eerste lid onder f, van de Penitentiaire beginselenwet in een p.i. zolang voor hen geen plaats is in een tbs-inrichting.
Het beroep zal materieel gegrond zijn. Klager kon ten tijde van de bestreden beslissing wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager(bijna) zes maanden maanden in een p.i. Sedert 3 juli 2002 verblijft klager op een bijzondere zorgafdeling. Een dergelijke duur is niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk en onbillijk is.
Er bestaat evenwel aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Uit de overgelegde medische verklaring is gebleken datklager met voorrang boven andere tbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst.
Om die reden is klager met spoed geselecteerd voor plaatsing in de TBS-Kliniek De Kijvelanden te Poortugaal. Op korte termijn zal klager door een medewerker van die kliniek worden bezocht, waarna een spoedige opname zalplaatsvinden. Zodra klager over de voorgenomen plaatsing is gehoord, zal een plaatsingsbeslissing worden genomen.

4. De beoordeling
Klager wordt niet gevolgd in zijn stelling dat hij onrechtmatig vastzit. Op grond van de wet kon klager in de periode vóór het onherroepelijk worden van de rechterlijke uitspraak waarbij hem tbs is opgelegd in een p.i. verblijven enkan dit verblijf daarna worden voortgezet zolang voor hem nog geen plaats in een tbs-inrichting beschikbaar is vanwege capaciteitstekort.

Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een p.i. moet worden aangemerkt.

Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager als gevolg van het capaciteitstekort niet is geplaatst in een tbs-inrichting.

Uit de medische verklaring d.d. 2 december 2002 van de Forensisch Psychiatrische Dienst Flevoland te Almere blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment van dien aard was dat een verder verblijf in een p.i. alsonverantwoord moet worden beschouwd en dat klager bij voorrang dient te worden geplaatst in een tbs-inrichting.
Derhalve is het beroep gegrond en dient de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn op materiële grond te worden vernietigd.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing. Mede op grond van de opstelling van hetministerie gaat de beroepscommissie er vanuit dat klager met voorrang daadwerkelijk in de TBS-Kliniek De Kijvelanden dan wel een andere tbs-inrichting zal worden geplaatst.
Nu de rechtsgevolgen van de op materiële grond te vernietigen beslissing niet meer ongedaan zijn te maken dient klager terzake een tegemoetkoming te worden geboden.

De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 600,= per maand vanaf de datum waarop in verband met de vernietiging van de beslissing tot verlenging van de passantentermijn wegens detentieongeschiktheid een zodanigetermijn niet meer liep tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een p.i. wordtverhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 600,= per maand vanaf de datum waarop in verband met de vernietiging van de beslissing tot verlenging van de passantentermijn wegens detentieongeschiktheid een zodanige termijn niet meer liep tot de dag waarop plaatsing in eentbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een p.i. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 14 maart 2003

secretaris voorzitter

Naar boven