Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1767/TB, 24 maart 2003, beroep
Uitspraakdatum:24-03-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer:02/1767/TB

betreft: [klager] datum: 24 maart 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 23 augustus 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend doormr. V.C. van der Velde, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing d.d. 7 augustus 2002 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 februari 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, is namens de Minister gehoord mevrouw mr. [...]. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt. Ter zittingvan de beroepscommissie van 13 december 2002, gehouden in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug (hierna: Veldzicht) is op verzoek van klager en zijn raadsman voornoemd de behandeling aangehouden.

Bij faxbericht d.d. 7 februari 2003 heeft de raadsman bericht dat hij noch klager ter zitting zal verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager te plaatsen in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. De Minister heeft op 7 augustus 2002 beslist klager te plaatsen in Veldzicht te Balkbrug. Dezeplaatsing is op 22 augustus 2002 gerealiseerd.

3. De standpunten
Klager kan zich niet verenigen met zijn plaatsing in Veldzicht, aangezien hij in geen enkele justitiële kliniek opgenomen wenst te worden. Deskundigen in het multidisciplinaire persoonlijkheidsonderzoek hebben tbs met voorwaardengeadviseerd. Derhalve is hij ten onrechte tot tbs met dwangverpleging veroordeeld. Voor het behoud van zijn sociale contacten en met het oog op zijn resocialisatie acht hij plaatsing in Veldzicht onwenselijk, nu zijn familie enkennissen in het westen des lands wonen. Zijn in Den Haag wonende, zeventigjarige moeder kan hem in Veldzicht praktisch niet bezoeken, terwijl klager het contact met en bezoek van haar van groot belang acht.
Met zijn reactie dat de wenselijkheid van klagers plaatsing in de regio Den Haag niet sterk naar voren komt gaat de Minister voorbij aan het belang van een gemotiveerde tbs-gestelde. Plaatsing ver buiten Den Haag doet de motivatievoor enige behandeling teniet. Overplaatsing in een later stadium naar een geschiktere kliniek zal een ongewenste behandelachterstand geven. Klager verblijft al 53 maanden in detentie zonder enige behandeling. Hoewel dit manco aande tbs-maatregel buiten deze orde valt, dient dit wel in de belangenafweging te worden meegenomen. Er is dan ook sprake van een door de Minister vereiste 'bijzondere omstandigheid'. De Minister heeft niet de criteria geëxpliciteerd,op grond waarvan klager juist in Veldzicht is geplaatst, terwijl hij ten onrechte is voorbijgegaan aan de aard van klagers stoornis. De selectiefunctionaris heeft klager nooit namens de Minister gehoord over de plaatsing inVeldzicht.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Op 13 november 2001 heeft de Hoge Raad arrest gewezen en is klagers tbs aangevangen. Krachtens artikel 12 Bvt dient een spoedige plaatsing in een tbs-kliniek te wordenbewerkstelligd, waarbij de eisen als in artikel 11, tweede lid, Bvt gesteld in acht dienen te worden genomen. De selectie van ter beschikking gestelden vindt sinds enige tijd plaats op basis van de in de notitie vereenvoudigdeplaatsingsproblematiek vastgelegde procedure. Ingeval van een eerste plaatsing wordt op basis van in het dossier aanwezige informatie getoetst aan een viertal criteria, te weten het geslacht van de ter beschikking gestelde, de aardvan de stoornis, de hoogte van het IQ en het al dan niet bestaan van een extreem beheers- en/of vluchtrisico. Klager is een man en lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis. Zijn IQ is hoger dan 80 en er is ten aanzien van hem nietgebleken van een extreem beheers- en/of vluchtrisico. Op grond van deze gegevens en van de wachtlijsten voor alle voor klager in aanmerking komende tbs-klinieken is klager aan Veldzicht toebedeeld. Daar is hij op 22 augustus 2002geplaatst. Hij is op 2 augustus 2002 daartoe gehoord, van welk horen het hoofd BSD van de inrichting van klagers verblijf het verslag d.d. 6 augustus 2002 heeft opgemaakt. Op 7 augustus 2002 is de bestreden beslissing genomen.
Bij een plaatsing kan geen rekening worden gehouden met voorkeur voor plaatsing in een bepaalde regio, tenzij bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven. Daarvan is in het geval van klager niet gebleken. Evenmin van eenzodanige wenselijkheid van plaatsing in de regio Den Haag dat dit uit oogpunt van het belang van klagers behandeling dient te prevaleren boven het belang van een spoedige plaatsing. Hierbij is in aanmerking genomen de bevoegdheidvan de tbs-inrichting van verblijf om wanneer en indien dat op grond van behandelinhoudelijke overwegingen geïndiceerd is met klager te zijner tijd een resocialisatietraject in de regio Den Haag uit te zetten. Blijkens telefonischcontact met Veldzicht kan veelal ingeval het een bepaalde bezoeker onmogelijk is tijdens de reguliere bezoekuren op bezoek te komen in overleg met de afdeling in een concrete situatie worden afgeweken van de vastgesteldebezoektijden.
Ter zitting is daaraan toegevoegd dat uit recent contact met Veldzicht is gebleken dat klagers moeder dankzij de soepele opstelling van de inrichting hem al enkele malen in de kliniek heeft bezocht. Klagers moeder heeft geenproblemen met de plaatsing in Veldzicht, doch klager maakt er problemen over.

4. De beoordeling
Hetgeen namens klager is aangevoerd over zijn standpunt dat hem ten onrechte de tbs-maatregel met dwangverpleging is opgelegd, valt buiten de reikwijdte van de onderhavige procedure. Klager heeft de mogelijkheid zijn bezwaren tegenhet verlengen van de tbs voor te leggen aan de rechter die over de verlenging daarvan beslist. In de onderhavige procedure gaat het uitsluitend om bezwaren tegen plaatsing in een bepaalde tbs-inrichting.

Bij de plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Minister geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, teweten vrouwen, zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.

De Minister heeft de beslissing tot plaatsing van klager genomen met inachtneming van klagers geslacht, zijn intelligentie, de ten aanzien van hem gestelde diagnose en gegevens omtrent het al dan niet bestaan van eenbeheers/vluchtrisico. De Minister acht vanuit het oogpunt van behandeling en resocialisatie van klager het belang van een spoedige plaatsing groter dan klagers wens om in de buurt van zijn moeder te worden geplaatst.
Klager heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Minister in redelijkheid niet tot de bestreden plaatsingsbeslissing heeft mogen komen. Hetgeen namens klager isaangevoerd omtrent de bezoekmogelijkheden van zijn moeder en zijn in het westen des lands woonachtige sociale netwerk is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen.
Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing klager te plaatsen in Veldzicht niet in strijd met de wet en kan deze evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond wordenverklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, dr. F.A.A.M. Koenraadt en dr. E. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 24maart 2003

secretaris voorzitter

nummer: 02/1767/TB

betreft: [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 13 december 2002, gehouden in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht teBalkbrug.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: J.M. van der Vaart
leden: J.L. Brand en dr. F. Koenraadt.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. H.S. van Gemert.

Getracht is om klager te horen. Klagers raadsman mr. V.C. van de Velde heeft bericht verhinderd te zijn om ter zitting te verschijnen.
Namens de Minister is verschenen mevrouw mr. [...].
Voorts is verschenen dhr. [...], sociotherapeut.

Dhr. [...] heeft medegedeeld dat klager niet ter zitting wenst te verschijnen omdat hij bijgestaan wil worden door zijn raadsman mr. V.C. van der Velde, die verhinderd is om vandaag ter zitting te verschijnen en klager zich nietheeft kunnen voorbereiden.

secretaris voorzitter

nummer: 02/1767/TB

betreft: [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 11 februari 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam teAmsterdam.
Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. J.M. van der Vaart
leden: dr. F.A.A.M. Koenraadt en dr. E. Rood-Pijpers.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E. van der Waal-van der Linden.

Gehoord is namens de Minister mevrouw mr. [...].

Namens de Minster is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Verwezen wordt naar de reactie op het beroep d.d. 7 oktober 2002. Uit het met de inrichting opgenomen contact blijkt dat klagers moeder hem dankzij de soepele opstelling van de inrichting reeds enkele malen heeft bezocht. Moederblijkt geen problemen te hebben met klagers plaatsing in Veldzicht, doch klager zelf maakt er problemen over.

secretaris voorzitter

Naar boven