Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2542/GA, 28 maart 2003, beroep
Uitspraakdatum:28-03-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Uitspraak

nummer: 02/2542/GA

betreft: [klager] datum: 28 maart 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 2 december 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W.Heemskerk, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 15 november 2002 van de alleensprekende beklagrechter bij het huis van bewaring (h.v.b.) Demersluis te Amsterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormeld h.v.b. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet op tijd uitreiken en versturen van post.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
a. Met betrekking tot het meerdere malen niet bezorgen van de krant:
De beklagrechter heeft ten onrechte geoordeeld dat, aangezien de krant zonder persoonlijke adressering werd geleverd, niet is gebleken dat de inrichting bij het bezorgen van de krant aan klager in gebreke is gebleven. Debeklagrechter miskent hiermee dat de krant wel op naam van klager werd bezorgd. Voor de inrichting moet derhalve voldoende duidelijk zijn geweest voor wie de krant bestemd was.
b. Met betrekking tot het niet op tijd uitreiken van advocatenpost:
De door de beklagrechter genomen beslissing met betrekking tot het niet op tijd uitreiken van advocatenpost is in strijd met de uitspraak van de beroepscommissie van 4 juni 1997 (A97/73).
c. Met betrekking tot het te laat versturen van een pakketje:
De beklagrechter heeft bij haar uitspraak, inhoudende dat in redelijkheid van de inrichting niet kan worden verwacht dat elk pakketje onmiddellijk wordt afgegeven, miskend dat een medewerker van de inrichting aan klager had
medegedeeld dat zijn pakketje nog dezelfde dag zou worden verstuurd. Klager acht het ook niet redelijk dat de inrichting pakketjes van gedetineerden pas na vier dagen verstuurt.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Hetgeen met betrekking tot de onderdelen a en c in beroep is aangevoerd kan - voorzover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Hetberoep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van onderdeel b van het beklag oordeelt de beroepscommissie als volgt. Artikel 37 van de Pbw bepaalt dat de briefwisseling van advocaten met hun cliënten niet is onderworpen aan controle. Onbetwist is dat de raadsman vanklager op 15 augustus 2002 een brief naar klager heeft verstuurd en dat deze eerst op de daaropvolgende zondag, op 18 augustus 2002, aan klager is uitgereikt. De beroepscommissie is van oordeel dat gelet op het bepaalde in artikel37, eerste lid, van de Pbw een onderscheid gemaakt dient te worden tussen post waarop een wettelijke uitzondering is gemaakt wat betreft de controle ervan – waaronder onder meer post afkomstig van advocaten – en overige post.Voorzover het beklag is gericht tegen het niet op de dag van inkomst in de inrichting uitreiken van de post van klagers advocaat is de beroepscommissie van oordeel dat het beklag alsnog gegrond moet worden verklaard. Deberoepscommissie is van oordeel dat binnengekomen post van advocaten nog diezelfde dag aan de gedetineerden uitgereikt dient te worden.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is de enkele gegrondverklaring van het beklag voldoende tegemoetkoming voor klager. Zij zal daarom geen financiële tegemoetkoming toekennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond voor zover betrekking hebbende op de onderdelen a en c en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter in zoverre.
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voor zover dit betrekking heeft op onderdeel b, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 28 maart 2003

secretaris voorzitter

Naar boven